hoedanigheid waar ik me kortstondig in bevond, nagenoeg ondergaan. Door gebrek aan zwaarte omhoog vallen, het is, geloof me, heerlijk. Het maakt u tot een broeder van teergetinte zeepbellen en tot een mededinger van Zeppelin en consorten; het is niet alleen schoon en dichterlijk en fantazievol, het is ook uiterst-wetenschappelijk en vooral allermodernst.
Meen niet, waarde lezers, dat gij nu geraden hebt waarin mijne vermomming bestond: neen, ik ben met geen luchtschip opgestegen, al koester ik de rechtzinnige hoop, het binnenkort wél te doen. Geen enkele aeroplaan heeft me zelfs over het geringste slootje gezet. Ik ben op de aarde gebleven, - aan wal. Althans, ik ben niet heel ver van wal gestoken. En, om het u maar te zeggen: ik heb een dag in Oostende doorgebracht.
Ge raadt niet waarom ik hierbij van vermomming spreek, al is die vermomming hoofdzakelijk eene geestelijke en moreele geweest? Gij vraagt u af hoe een dagje aan zee zulke verandering kan eischen of teweegbrengen? Ik antwoord hierop, dat er twee wijzen zijn om een badplaats te bezoeken. Er zijn er zelfs drie. Eéne echter sla ik over: deze die er in bestaat, een heelen dag in Zondagskleêren en beladen met eetwaren, verbijsterd de baren te gaan bestaren, om 's avonds in een volgepropten boemeltrein te zweeten en naar huis te schokken. Een andere, meer prijzenswaarde, wijze is: eigen zeden, manieren en zelfs onhebbelijkheden, eigen tabak en eigen oude klare, eigen vrouw en zelfs eigen huisdieren (van ‘huisgoden’ kan er sedert lang geen spraak meer zijn) voor enkelen tijd in een villa of in een hotel aan zee over te brengen, er te gaan leven en doen als te huis, en zich nog minder