heeft er niet te veel aandacht aan te schenken: want een bezoek aan deze kleurrijke palissade, aan die eindeloosheid van rood-blauw-groen-geel-wit-schetterend hout, is zeer in staat u eene geweldige migraine te bezorgen.
Daar het niet in mijne bedoeling lag u daarop te vergasten, verzoek ik u vriendelijk, boven den houten muur te kijken. Gij bemerkt er een heuveling van glazen daken, waarvan ge bij ondervinding weet dat ze tot tentoonstellingshallen behooren. De rij der daken is eveneens eindeloos. Nog vóór ge er binnen zijt krijgt ge van deze tentoonstelling den indruk van het uitgestrekte, het grootschaangelegde, het geweldig-indrukmakende. Vóór ik het vergeet, zal ik u maar van nu af aan zeggen dat ze ruim honderd hectaren beslaat. Ik weet niet of u bij deze mededeeling eene rilling door de leden vaart, noch of een buitengewoon ontzag voor zulke oppervlakte uw hoed van uw hoofd dwingt; ik, die over dat stuk grond al eenige keeren gedwaald heb, mag u verzekeren dat men er gemakkelijk zijn weg op verliezen kon, vooral op het tijdstip - een paar maanden geleden - dat er nog geen wegen getrokken waren...
Laat ons thans binnengaan door het poortje, waar een ‘surveillant’ ons beleefd groet. In 't voorbijgaan breng ik gaarne hulde aan de surveillanten van de tentoonstelling: het zijn beleefde menschen. De eerste indruk zal thans niet voor uwe oogen, maar voor uwe voeten zijn. Zoudt ge willen gelooven dat ik nooit zulke vuile schoenen heb gedragen als sedert deze tentoonstelling wordt gebouwd? Opgetrokken op een kleverigen, gelen, weeken, licht-inzakkenden kleemgrond, is deze expositie voor het oogenblik de straf der nieuwsgierigen: ze loopen een standje hunner huishoudster op, zoodra ze 't poortje-met-den-