Mijne wenkbrauwen gingen een vragenden vorm aannemen, en in mijn blik lag zulke smeeking, dat mijn zegsman verder oreerde:
‘Ja, voor den minister van financiën zal de open brief van volksvertegenwoordiger Buyl wel minder plezierig geweest zijn. Ge kent de geschiedenis: de minister had de ouderdomspensioenen te betalen, en... geen geld, althans geen geld genoeg. Toen vroeg hij tien millioen te leen aan minister Helleputte. Op de nieuwe begrooting komen nu echter die tien millioen niet voor. En nu vraagt de heer Buyl aan minister Liebaert: waar haal je 't geld om aan minister Helleputte terug te geven?... Voorloopig antwoordt minister Liebaert nog niet. Wat zou hij overigens antwoorden? Gelukkig zijn we in België al een beetje gewend aan financieele ontreddering, sedert graaf de Smet de Naeyer ons daar les in gaf. En de heer Liebaert is dan toch ook zoo dom niet... 't Ongeluk is maar dat Helleputte de centen goed gebruiken kan: de ijzeren wegen hebben zulke heel goede zaken niet gemaakt, en de minister heeft heel wat kosten gedaan, vooral aan materiaal. Zoo'n bloktrein kost geld. En er is ook heel wat werk in 't vooruitzicht. Zoodat de heer Helleputte zijn tien millioen wel terug zal vragen... Ge ziet, dat een ministerhoofd ook wel stof heeft om over na te denken.
Maar dat zijn nog maar materieele zorgen. Als het over principes gaat, wordt het erger. Daar hebt ge, bijvoorbeeld, de militaire vraag. Eensgezind zijn de ministers niet, integendeel. Er zijn zelfs heel beslist twee vijandige partijen onder de regeerders: de partij-Hellebaut, die algemeenen en persoonlijken dienstplicht wil, en de partij-Hubert, die de anti-militaristische traditie