| |
| |
| |
De Vlaamsche Hoogeschool en de Leuvensche studenten
Brussel, 23 Mei.
Ik zei u gisteren dat, als verklaring van de weigere houding der twee neen-stemmende volksvertegenwoordigers in zake het wetsvoorstel-Franck-Segers, het gedrag der Vlaamsche studenten op de jubelfeesten van de Leuvensche universiteit wordt voorgewend. Dat dit voorstel slechts... een voorwendsel is, en dan nog niet van de best-uitgedachten, zal u al dadelijk uit het volgende blijken.
Voor een paar weken dus vierde de hoogeschool van Leuven feest. Onder algemeene voorzitterschap van den Belgischen kardinaal-aartsbisschop, den geleerden en schranderen vrijgeestigen en edelaardigen monseigneur Mercier - ik geef hem hier al de titels waardoor hij aller achting onvoorwaardelijk verdient, om des te beter uit te doen schijnen waar haat voor al wat Vlaamsch is zelfs de hoogste en fijnste geesten kan leiden - in aanwezigheid van alle kerkelijke en wereldlijke, ook officieele, overheden; met medewerking van al de oud-studenten der Alma Mater, die hier voor enkele uren hunne beste jeugdjaren herleven kwamen; vóor talrijke genoodigden, universiteits-rectors en -professors uit de geheele wereld, werd duchtig gejubeld. Alles ging er wel heel op zijn Fransch toe, behalve eene uitvoering van Tinel's Katharina in oratorium-vorm. Maar het had de Vlamingen - de meerderheid op de hoogeschool als in het land - niet belet, mee te doen. Niet echter zonder dat ze luid hun Koning-zijn zouden bewijzen... En hier wordt de geschiedenis interessant.
| |
| |
Onder de nummers van het programma was een vlaggenoptocht: een feest voor de oogen. ‘Om dit te zien alleen ware ik gaarne naar Leuven gekomen,’ moet Hugo Verriest gezeid hebben. En wie de heerlijke vlaggen en vaandels van de tallooze katholieke gilden en kringen kent, zal die bewondering begrijpen... Toen nu, in dien optocht, de Vlaamsche oud-studenten vóor het verhoog voorbijtrokken, waar monseigneur Mercier en al de overheden plaats hadden genomen, zongen zij geestdriftig en met een klem die hunne bedoeling verried, den ‘Vlaamsche(n) Leeuw’. Monseigneur hield zich goed; de overige heeren ook; er werd zelfs instemming betoond. En 't ware alles in de beste plooien gebleven, waren op de oud-studenten de thans nog studeerende kweekelingen der hoogeschool niet gevolgd, die zich met een platonisch, hoewel zinnebeeldig, Vlaamsch leeuwtje niet tevreden stelden, en heel overtuigend het ‘Wij eischen een Vlaamsche Hoogeschool’ aanhieven. En dat moet den aartsbisschop minder bevallen hebben.
Wat overigens goed te begrijpen is. Een paar dagen te voren was het lijvig verslag van de Hoogeschool-commissie verschenen, bewerkt hoofdzakelijk door Lodewijk de Raet, maar waar ook goedbekende en invloedrijke katholieken, o.a. advokaat Dosfel, de hand in hadden gehad. Niettegenstaande de houding der Belgische bisschoppen, niettegenstaande mgr. Mercier-zelf, die hooger onderwijs in het Nederlandsch beslist vijandig gezind is, pleitten die katholieken voor het bekomen van eene Vlaamsche Hoogeschool, in casu voor de vervlaamsching van deze te Gent. In logisch verband daarmeê staat, dat katholieken, die de vraag van volksontvoogding en Vlaamsche beschaving boven politiek en partijkwesties stellen, zich naar de
| |
| |
Gentsche universiteit zouden keeren, indien de geestelijke overheden weigerden, ook de universiteit van Leuven te vervlaamschen, althans gedeeltelijk. En zulke toestand geeft al de beteekenis aan van het ‘wij eischen een Vlaamsche Hoogeschool’ der Leuvensche studenten.
Daar komt bij dat, onmiddellijk ná het Vlaggefeest, de Vlaamsche oud- en tegenwoordige studenten vergaderden in een beteekenisvolle zitting van den ‘Katholieke(n) Vlaamsche(n) Landsbond’, waar door denzelfden advokaat L. Dosfel eene geestdriftige en krachtdadige redevoering over de vraag der Vlaamsche Hoogeschool gehouden werd: eene redevoering waarin de punten op de i's werden gesteld, en de vijandige bisschoppen harde noten te kraken kregen. Punt voor punt werden de argumenten van mgr. Mercier weêrleid, en dit door éen der knapste jonge mannen waar het Belgische katholicisme op wijzen mag.... Gij kunt wel denken, dat zoo iets aan de hoogste kerkelijke overheid niet bevallen kon. En dat het haar dan inderdaad niet beviel, bewees de kardinaal 's anderendaags al.
Toen werd n.l. een banket gehouden, waar, weêr onder voorzitterschap van Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid, Walen en Vlamingen samen aanzaten. De toasten nu der Walen werden fatsoenlijk aangehoord. Toen echter de Vlamingen in hunne taal het woord wilden nemen, werd het hun door Waalsch gehuil onmogelijk gemaakt. Zelfs een professor, een geestelijke nogal: kanunnik Sencie, werd belet te spreken. En... monseigneur deed niets, sprak geen woord, om eerbied voor de moedertaal der meeste Belgen te bekomen.
Dit gaf natuurlijk aanleiding tot straatopstootjes. Waalsche en Vlaamsche studenten kwamen handgemeen. De
| |
| |
houding van den kerkvoogd vond weinig goedkeuring onder de Vlamingen.
Deze echter liet het niet bij zijne Waalsche partijdigheid. Want het einde der geschiedenis is wel het allermooiste. Immers, volgend berichtje werd vóor een dag of twee ter Leuvensche Universiteit ad valvas uitgeplakt:
‘Le Conseil rectoral, considérant que des faits récents, hautement blâmables, ont démontré que l'existence des fédérations flamande et wallonne est devenue une source de discorde entre étudiants;
Décide à l'unanimité que ces fédérations sont et demeureront dissoutes.’
Nu weet ik wel, dat mgr. Mercier niet ‘le conseil rectoral’ is; maar zijn invloed op dien Raad zal wel iedereen beseffen. En als men nu weet dat de ‘fédération wallonne’ nog slechts in naam of nagenoeg, bestaat; dat daarentegen het ‘Algemeen Vlaamsch Studentenverbond’ een machtig korps is, dat een zeshonderd studenten groepeert, dan beseft men al dadelijk wie door den maatregel bedoeld wordt, en getroffen. Intusschen kon wel fatsoenlijker gehandeld zijn geworden tegenover professors van beteekenis, die zich gaarne onder de leden van het ‘Studentenverbond’ begeven, als daar zijn: prof. mr. E. Vliebergh, over wien ik u onlangs sprak; de gekende philoloog prof. dr. Scharpé; prof. Van Hecke, die minister Helleputte als professor van bouwkunde opvolgde en ook op politiek gebied een woordje meê te spreken heeft, - allen mannen die men wel beter had kunnen bejegenen, dan door zulke beleediging: eene beleediging die bewijst waar de haat voor onze volkstaal zelfs Vlamingen leiden kan.....
Deze rectorale maatregel heeft natuurlijk opzien ge- | |
| |
baard. Het weekblad der Leuvensche Vlaamschgezinde professors en studenten schrijft er nochtans geen kommentaar bij. Maar vertaalt uit de ‘Kölnische Volkszeitung’ volgend stukje:
‘Wijde kringen in België houden het Vlaamsch voor eene minderwaardige gewesttaal, en zien in zijn in-aanmerkingkomen bij het onderwijs een hinderpaal voor de zóo onderwezenen, terwijl ze, in het op-Fransche-leest-geschoeide onderwijs, het heil voor de jeugd meenen te vinden. Wat voor een minderwaardige en achterlijke natie, moet voor zóo denkenden dan het Hollandsch volk wel zijn! Leggen dan de vier eentalige Hollandsche Universiteiten, de technische hoogeschool van Delft, de wetenschappelijke instellingen van Zuid-Afrika en Nederlandsch-Indië, geen getuigenis af, dat deze taal niet alleen voor dichters en dwepers, maar ook voor het bestuur en alle eischen van den tegenwoordigen tijd berekend is? Zij is veel meer wereldtaal en door hare verwantschap met het Duitsch veel beter geschikt voor wetenschappelijke doeleinden, dan de Skandinavische talen, dan het Finsch, het Hongaarsch, het Kroatisch, het Tschechisch, het Servisch, Rumeensch, Bulgaarsch, enz.
Al deze volkeren, ondanks hun gedeeltelijk zeer beperkt zielental en afgezonderde taal-ligging, bezitten Universiteiten; waarom zouden de vier miljoen Vlamingen onbekwaam zijn voor zelfstandige wetenschappelijke ontwikkeling en arbeid? In de verslagen over de Leuvensche feestelijkheden werd gezegd dat de Vlaamsche studenten zich ook door uiterlijke kenteekenen onderscheiden. Het Vlaamsch zelfbewustzijn is nl. ook daar sterker geworden, en wordt in Hooger Leven, een te Leuven verschijnend weekblad,
| |
| |
op voorzichtige maar breeddenkende wijze aangewakkerd, waarbij tezelfder tijd de deelname der ontwikkelde Vlamingen aan alle gewichtige vragen van den dag, zoowel op politiek als op wetenschappelijk en zedelijk gebied, eene levendige aanmoediging ondervindt.’
Kiescher en beleefder kon wel niet geantwoord op de plompe handelwijze van het ‘Conseil Rectoral’. En den lof van de Vlamingen, die zich om ‘Hooger Leven’ hebben geschaard, bezongen te zien door een blad dat onder de Belgische katholieken in goeden geur en hoog aanzien staat, zal voor de Leuvensche overheden zeker een voorwerp van stichtende meditatie zijn...
Intusschen gaat, men ziet het, de idee eener Vlaamsche Hoogeschool met reuzenschreden vooruit, en niet het minst daar, waar de meeste tegenstand te verwachten was.
Hoe belachelijk en kleinzielig het dan ook is, daarin een argument te vinden om het wetsvoorstel Franck-Segers te bekampen, zal wel geen verder betoog vragen...
N.R.C., 25 Mei 1909. |
|