Wij zullen deze welverdiende, en overigens niet onverdienstelijke rust niet storen. Liever keeren wij het oog naar dat ‘nieuwe proefveld voor onze nationale werkzaamheid’, gelijk de parlementaire welsprekendheid onze Kongoleesche kolonie omschrijft: het proefveld waar Prins Albert, te Kaapstad aangeland, naar toe kuiërt, en waar hij minister Renkin ontmoeten zal, die niet noodig heeft geoordeeld zoo'n langen omweg te kiezen om zijne nieuwe onderhoorigen in oogenschouw te gaan nemen. Gelegenheid om U over ons wingewest te onderhouden, vind ik in een klein, maar niet onbeduidend voorval, dat ons de zaak der kolonisatie onder een bijzonder gezichtspunt toont.
Wij bezitten meer bepaaldelijk in Brussel-en-omstreken, een moeskruid, dat, niet zonder fierheid, door den Brusselaar met den eerenaam van ‘Brusselsch’ werd vereerd, en onze moedertaal, het Vlaamsch, althans voor een enkel woord, tot eene wereldtaal heeft gemaakt, vermits ik den naam ervan, in eenigszins verouderde spelling maar overigens goed-Nederlandsch vond in een Fransch handboek, dat heet: ‘La Maison Rustique des Dames, par Madame Millet-Robinet, membre correspondent et honoraire de plusieurs sociétés savantes’ (Douzième Edition); het moeskruid dat Van Dale omschrijft als ‘de takjes, die 's winters of vroeg in het voorjaar ontspruiten uit den stengel der groene of bonte boerenkool’, en die we daarom, leukweg, noemen: ‘spruitjes’.
Een Brusselaar nu, die meende, waarschijnlijk, dat koloniseeren o.a. daarin bestaat, dat men de oude, wat uitgeputte krachten van het moederland overplant in nieuwe, maagdelijke aarde, opdat ze, ten bate van dat moederland, tot vernieuwde en vermenigvuldigde vruchten gedijen zouden,