ontstuimige van het stations leven, vooral 's avonds zoo verlaten, zoo vereenzaamd, zoo oneindig schijnt. En dit bij lam en ellendig regenweêr, waar de electriciteit hare zengende oogen in uitweent. Of met geen bezoekers dan dezen laten, gemeenen bloemenverkooper en de armzalige slet die den goedgunstigen voorbijganger afwacht.
't Opbeuken dan der grootsche Beurs, waar, grootscher nóg, de omnibus voor Elsene, met zijne vier paarden, omjoeld van de drukke menigte, op 't afrijden staat: een visie van leven, eene blijde onstuimigheid van stadsgewoel, en 't geluk, vooral, zich daartusschen te bevinden of het van aan een terras, ga te mogen slaan.
En dan 't burgerlijk-goedige van de menigte in het Boterstraatje, of het Zondagsvolk dat deftig uit de vlakke, gele Sint-Nikolaaskerk komt; en aldus den Berg-van-'t Hof ofte Montagne de la Cour op.
Hier is het, bij smoor en regen, in den gevallen avond, 't lamlendige gewoel der donkere massa. Onder een somber-rooden misthemel, waar de weerschijn van al de stadlichten zich oplost in den roetigen glans van, als het ware, een verren stadsbrand, schrijnen de menigvuldige, fel-rozige en -groenende electrische bollen. De avond is kleverig en ontstemmend; gij-zelf, gij kunt met uwe gedachten uit het ongelukkige, gedwee-tragische niet los. Over al dat rumoerig en jagerig beweeg hangt als een doodsdoem, waar ge onder bukken moet.
Tenzij het weer een zonnige namiddag was: dan wandelt er Brussel's elegantie, de heele en halve ‘monde’, de sierlijkheid der echte of pseudo-aristocratie, tusschen de stevige zekerheid der Kaekebroeksche burgerdames, die om de modellen voor 't aanstaande seizoen geskandaliseerd