toch zoo mooi was, en dat ik er bepaald heen moest. Zoodat ge dan toch, willen of niet, uw Lohengrin-verslag krijgt...
Want ik ben er gisteren heengegaan, en waarlijk...
In den Muntschouwburg als in de Opéra te Parijs laat men nu en dan aan den ouden rommel eens eene verjongingskuur ondergaan. Sommige opera's hebben zoo'n taai leven, dat ze op het répertoire blijven en blijven, niemand weet hoe of waarom. Dat is o.m. het geval met Gounod's ‘Faust’. Iedereen verklaart dat hij er allang genoeg van heeft, ieder jaar wordt het nochtans opnieuw voor den dag gehaald. Of het publiek lokt? Bij ondervinding weet ik het niet; maar wél weet ik dat het in de Monnaie verleden jaar voor de verjongingskuur aan de beurt was. Allerlei veranderingen werden bij de insceneering aangebracht, en in de pers werd mooi getwist over de vraag, in welke eeuw Faust dan wel eigenlijk speelde.... Dat lokte weêr volk, en Faust kreeg, in zijn nieuw kleedje, een toemaat van populariteit.
Is de populariteit van Lohengrin aan 't dalen? Is hij ook al onder den taaien ouden rommel, die niet sterven wil, te rekenen? God beware me, dat ik het beweren zou! Maar niettemin was het dit jaar zijne beurt, in een nieuw pakje gestoken te worden... En nu klinkt er de muziek wel niet mooier om, noch is de interpretatie beter (ze is overigens uitmuntend), maar men mag zich thans in alle veiligheid op 't kussen van zijn stalle neêrvleien: het decor is in den zuiversten stijl, de costumes zijn bedriegelijk-juist, en de zwaan evoluëert beter, dan een echte zwaan het ooit maar zou durven droomen...
Naar de begrippen dus der heeren die van ‘couleur locale’ en détailstiptheid houden: een modelvertooning.