| |
| |
| |
Vliegen
Brussel, 9 September.
Behalve heusch regenwater, regent het hier sedert enkele maanden tentoonstellingen van allerlei aard. Om de veertien dagen zoowat krijgen we nieuwe kilometers beschilderd linnen en nieuwe kilogrammen klei of gips te bewonderen in het Hedendaagsch Museum, waar groote en kleine, oude en jongere kunstkringen van de gelegenheid ruimschoots gebruik maken, er gratis de gewrochten - niet ‘gedrochten’ drukken, s.v. pl.- harer leden den volke bekend te maken. Elders verbroederen Belgische en Hollandsche likeurstokers en broodbakkers. In een onzer voorsteden, te St. Joost-ten-Noode, is er thans eene luisterlijke ‘Internationale Tentoonstelling’ open, waar ik u binnenkort meêtroon. In eene andere aanpalende gemeente, te Boschvoorde, vinden spoedig schilders en beeldhouwers gelegenheid, nieuwe lauweren te plukken, al brengt het nabije Zoniënbosch weinig laurieren op. En in het Paleis van het Halfeeuwpark is het tegenwoordig een ‘Salon des Arts et Métiers.’
Ik heb u al menigmaal in dit Paleis binnengeleid. Wij hebben er samen automobielen en fokhengsten, schilderijen en het ‘Concours Hippique’ gezien. Daar dingen kunstmakende honden evengoed als kunstschilderende menschen naar eer en roem. Oorspronkelijk bestemd en uitmuntend geschikt voor de gipsen afgietsels van de beroemdste beeldhouwwerken over de wereld - eene prachtige verzameling die thans, in een veel te eng bijgebouw opeengestapeld, ongenietbaar is, - heb ik er het bevallig me- | |
| |
nuet van ettelijke olifanten mogen bewonderen, want men heeft er ook circus gespeeld. Later braken hier in een prachtig steekspel, edele ridders menige lans ter eere en ten aanzien van 't Brusselsche schoone geslacht. En thans drinkt men er goedkoope wijn en koffie die nog goedkooper is, vermits hij gratis aangeboden wordt, ziet men er een ‘oud-Gent’ waarvan ik het natuurgetrouwe durf betwijfelen, hoort men er in een poesjenellenkelder Gounod's Faust in 't oorspronkelijk Brusselsche dialect voordragen, en kan men er, na al deze beslommeringen, krachtherstelling vinden in eene smakelijke restauratie.
Er is nog iets anders: er is een ‘exposition d'aviation’, een luchtvaarttentoonstelling, en o! deze is interessant. Toen ik ze voor een paar dagen bezocht, was er wel niet veel nog te zien: een reductie van een Fransch officieel ‘dirigeable’, een paar ballonnetjes die ze aan 't vullen waren, eenige gecompliceerde teekeningen. Maar interessant was het toch, en dat werd wel bewezen door de bezoekers, die den goedkoopen wijn en de gratis-koffie verwaarloosden om hier, in een maximum van getal en van spanning - ik bedoel: wij stonden gespannen, en onze hersenen ook - het zwellen der ballonnetjes na te gaan, en die groote zijden sigaar met al die stokjes er onder te bewonderen. De luchtvaart geniet blijkbaar bijval. Hij is aan de orde van den dag, ook in België. Onlangs voor Henry Farman te Gent, en de herinnering eraan zal gewis even lang duren als 't herdenken hoe Blondin er eens op vijftig meters hoogte op de koord danste, hoe Donato er midden op den Kouter - de Zondagwandeling - menschen hypnotiseerde, en hoe voor een paar jaar een oud-Kongoreiziger den olifant van den Dierentuin mors- | |
| |
dood schoot. Niet lang geleden wijdde een Brusselsch blad heelder nummers aan het vraagstuk. Ook uit ons land werd Zeppelin geld gestuurd. En nu hier: een reductie van een bestuurbaar luchtschip, zeer dienstig voor een oeistiti die de ruimte wilde veroveren...
Over deze zaken stond ik in de gespannen menigte te philosopheeren, toen eerst licht, daarna uitdrukkelijker op mijn schouder werd getikt. Ik keerde me om: vóór mij stond een oude meneer met een nobel gelaat, in eene deftige zwarte kleeding, en die me vriendelijk toelachte. Hij vroeg me: ‘U is journalist, meen ik?’
Op mijn bevestigend antwoord haalde hij een kaartje uit zijn zak, dat hij me buigend toereikte. Ik las: ‘Icarus, luchtvaarder.’
Ik verberg het u niet: niettegenstaande de professioneele koelbloedigheid was ik eenigszins verbaasd. Had ik met een gek te doen? Was ‘Icarus’ een symbolistisch pseudoniem? Of zou dit waarlijk...?
De grijsaard zag mijn twijfelende achterdocht. Hij sprak me toe:
‘U meent waarschijnlijk ook dat ik in zee omgekomen ben, sedert dat ongelukkig luchttochtje met mijn vader Dedalus?.. Ja, ja, ik zie het wel, u is een uitmuntend mytholoog; u kent de officieele geschiedenis van mijn vaderland en van het tijdperk waarop ik het levenslicht zag. Maar ik zeg u: hoed u voor de officieele historici! Ik zelf, ziet u, ik ben u een levende waarschuwing. Want gij ziet het: ik ben levend, ik ben springlevend, wat zeg ik? Ik ben vlieglevend... Sedert dat ongevalletje aan de Icarische zee... Want u herinnert zich zeker de feiten gelijk men ze heeft verteld (de pers was toen nog zoo slecht ingelicht!): hoe vader en ik
| |
| |
het probeerden, er eens op uit te vliegen. Ziet u, wij hadden als voorbeeld den vogel genomen: vleugelen naar het celmodel en een roerstaart; over den motor zwijg ik: het is het geheim van mijn vader-zaliger, en al die piepjonge luchtvaarderkens zouden al te zeer lachen, moest ik het openbaar maken. Ik verduik u overigens niet dat ik sedert dien veel beters, veel natuurlijkers heb gevonden.
Maar voor den tijd was het prachtig, en slechts één ding ontbrak ons voor heerlijke praestaties: verbindingsbuisjes in aluminium, bij 't bouwen van vleugelen en roer. Aluminium bestond nog niet. Vader moest zich met was behelpen. Toen ik wat dicht bij de Zon kwam, smolt het was, en ik viel in zee. Hoé ik ontsnapt ben komt er minder op aan. Dat ik wel degelijk niet verdronken ben, kunt u best zelf merken’....
Weêr boog de man, een beetje ál te ouderwetsch-ceremonieel. Thans zag ik dat zijn gekleede jas ettelijke geslachten oud moest zijn. En ik bemerkte ook dat hij, niettegenstaande de jaren, een verbazend-zuiver Grieksch profiel had. Ik bood hem een glas wijn aan, van dien goedkoope. Tot mijn spijt kon ik hem druivennat noch van Pramné, noch van Chios aanbieden. Wij stelden ons met Graves tevreden, die ik uitkoos om het gewichtige der ontmoeting. En na een teug gedronken te hebben, hernam Icarus, ‘vader der luchtvaarders’, gelijk hij zichzelf noemde:
‘Al die geestelijke kinderen van mij en al hunne speeldingetjes: allemaal larie en apekool, gelijk we in Hellas zouden hebben gezegd. O! had ik maar kapitalen! En had ik maar mannen van goeden wil!...
Want u kunt wel denken, dat ik het bij die eerste
| |
| |
proefneming niet gelaten heb. Aan de golven ontsnapt, heb ik mij stilletjes terug getrokken, om te studeeren. Want waarom kan een vogel vliegen? Niet alleen omdat hij vleugelen heeft. Niet vooral omdat hij lichter dan de atmosfeer zou zijn.... Toen mijn vriend Montgolfier, dien ik goed heb gekend, den luchtbal had uitgevonden, dacht hij het vraagstuk bij 't rechte eind te hebben. Ik zei hem: mis, mijn vriend, want, als gij uw bal bestuurbaar zult hebben gemaakt, hoe zult gij voor lange reizen uw provisie gas kunnen vernieuwen?... Montgolfier stond met zijn mond vol tanden, en de vijanden van Zeppelin beweren, dat hij Montgolfier's ‘bridge work’ geërfd heeft.. Volgens mij hebben dus menschen als Wright gelijk, die 't systeem ‘lichter dan de lucht’ verwerpen, en een apparaat maken, dat als een vogel, zwaarder dan de lucht is. Maar hoe ingewikkeld hunne vliegmachines, en hoe broos! Want iets heeft de vogel, waar zij met hunne machines nooit toe komen zullen, en dat ik, die de vogelphysiologie ken....
Waarom kunnen de vogelen, zwaarder dan de lucht, vliegen? Behalve van wege hunne vlerken, omdat ze geen merg in hunne beenderen hebben, omdat hunne beenderen hol als pijpestelen zijn.... Begrijpt ge mij? Beseft ge 't geniale van mijn ontwerp? Maak dat de mensch holle beenderen krijgt, bind hem vleugelen aan (met iets anders dan was), en, met eenige oefening, kan hij vliegen. Ziedaar, geef het toe, de ideale oplossing; beken dat Farman het daarbij niet haalt, en Santos-Dumont's nummer zóó- en zóóveel bij den mergloozen mensch, dien ik heb uitgedacht, niets is dan misschien wel ingenieus, maar dan toch nogal belachelijk speelgoed!
| |
| |
‘Want dat een man met merglooze beenderen zeer goed het leven houdt, dat weet ieder. Ieder die in jaren vordert, verliest langzamerhand zijn beendermerg. Bij grijsaards is ze vaak geheel opgedroogd. En nochtans leven zij. Ik-zelf, een grijsaard zooals er weinigen zijn, ik leef, gij kunt er niet aan twijfelen. Al wat dus te ontdekken viel om van den mensch een vliegend dier te maken, was: de inhoud der beenderen tot het minst-mogelijke te herleiden, en dan doenlijk maken dat naar willekeur de holle beenderen met lucht kunnen worden gevuld. Dát, mijnheer, was heel het probleem. En dat probleem: bezie me goed, mijnheer; dat probleem, waar ik sedert eeuwen mijn leven aan op heb geofferd, en een helaas al te klein inkomen, maar dat mij, vader der luchtvaart, de eindelijke onsterfelijkheid bezorgen moet: dat probleem, waarvan de oorsprongsgedachte van in Hellas aan de toekomst de hand reikt boven mijn stralenbekroond hoofd, dat probleem....’
Op dat oogenblik hief een krijgskapel, die in de tentoonstelling speelde, om ik weet niet welke reden de ‘Brabanconne’ aan. Mijn man stond heftig-aangedaan op, en emphatisch ging hij aan 't buigen. Hevig rood kleurde zijne wangen. ‘Eindelijk erkent men mijn genie’, zei hij mij. Weldra had zich het volk om den grijsaard geschaard, die daar zoo zonderling, vanwege die ‘Brabanconne’, aan 't salueeren stond, en kushandjes ging werpen. Het werd een algemeen gelach; mijn zegsman nam het voor gejuich op en straalde van vreugde... Ik maakte van zijn sukses gebruik om weg te sluipen, en ontkwam aldus, allicht, aan den spotlust van een publiek dat mij, door mijne aanwezigheid aan zijne zijde, misschien voor even gek had
| |
| |
kunnen houden....
En ziedaar, waarde lezers, hoe ik den mythischen Icarus heb leeren kennen. Het heeft me maar veertien centiemen gekost: twee glazen goedkoopen wijn, en tien centiemen voor de fooi.
N.R.C., 10 September 1908.
|
|