hebben. Een sociaal euvel dus, een zeer onaangenaam bestraffingsmiddel voor het menschdom, dat het best ontberen kon.
Men zoekt er natuurlijk verweer tegen. De wetenschap heeft er zich meê bemoeid. Zonder er tot hiertoe geheel in geslaagd te zijn, zoekt een Brusselsch geleerde, dokter Séverin, naar den aard van het kwaad, om het te beter te keer te kunnen gaan.
Want de vraag is: waarom is de beet zoo venijnig, zoo gevaarlijk? Naar een natuurkundige mij verzekerde, die het bij eigen ondervinding wist, valt hier heel iets anders voor dan bij het geval der moeraskoorts, ook door den beet van eene mug - de Anopheles maculipennis, als het u interesseert - veroorzaakt, maar op zulke wijze dat deze mug, op het oogenblik van den beet, aan den mensch een gemeenschappelijk parasiet - de Plasmodium malariae, heet het ondier, - inent, waarvan de overvloedige en spoedige voortteelt dan hevige koorts verwekt.
Bij het Wetteraarken gelooft men niet dat een parasiet, aan mensch en mug gemeen - gelijk bij Trichinosis het een parasiet is, gemeenschappelijk aan zwijn en mensch, die werkt, - bij 't ziekteproces tusschenbeiden treedt. Men denkt veel meer dat het leven der larven midden in de ziektekiem-voerende modder, de groote reden is der schadelijkheid van het volmaakte insekt. En dan zou demping der oude Schelde het eenige, en afdoende, verdelgingsmiddel zijn. Maar reken daarop!...
Hoe 't ook weze: wij genieten het treurig voorrecht, geteisterd te worden door eene plaag, die het offer van menschenlevens heeft geëischt. Al verwacht ik nu ook geenszins, dat deze brief aan het Wetteraarken de befaamdheid