De nobel-prijs
Onze correspondent te Brussel schrijft:
Zou éen der Nobel-prijzen dit jaar naar België verhuizen? In de wereld van kunst en literatuur wordt er druk over gesproken. Persoonlijk initiatief stelde Verhaeren en Maeterlinck voor; weldra deden dagbladen en tijdschriften meê; Maurice Wilmotte, de Luiksche hoogleeraar, stelde ze - daar alle voorstel van een gekonstitueerd korps uit moet gaan - kandidaat vóor de Koninklijke Academie van Wetenschappen en Letteren: eene mooie weêrwraak voor de jongere schrijvers op een ‘lichaam’ dat ze vooralsnog meer dan verwaarloosd heeft. En gisteren nu: de zaak door Janson voor het Parlement gebracht. Nu heeft het Parlement hier wel niets in te zien: slechts kandidaten voor een vrede-prijs heeft de volksvertegenwoordiging aan te bevelen, - en zulke kandidaten hebben we onder onze krijgshaftige volksvertegenwoordigers niet. Maar het is toch wel heel kenschetsend, dat men zich meer en meer, ook in de Kamer, om letterkunde bemoeien gaat.
Het is eene eer voor den heer Aug. Delbeke, thans minister van openbare werken, vóor een paar jaar reeds Stijn Streuvels als ‘Nobelprijs’ aan te hebben bevolen. Maar de Vlaming Stijn Streuvels schrijft in zijn moedertaal, en het arme Vlaamsch kan voor de mooie som niet in aanmerking komen. Maeterlinck en Verhaeren echter schrijven geen Nederlandsch, geven in eene wereldtaal uit. Zullen zij beter slagen? Hunne genialiteit en de verspreidheid van hun werk laten ons toe, te hopen. En dan ware 't voor Vlaanderen nóg een mooie zegepraal,