is bezeten door het paradox, door den daimoon ‘der verneint’; ook hij ziet, bij de heerlijkste zijdestof, de vieze worm die er de draden van weefde; en, wat erger is: hij vindt er een duivelsch genoegen in, aan dien worm te herinneren... En daardoor is de ruime, schoone, ‘gemeubelde’, eeuwig-jeugdige geest van Edmond Picard schitterend wél, maar onvruchtbaar. Het is een geest, waar de idealen niet lang ongerept ,niet lang maagdelijk kunnen blijven. Hij is niet eens ‘mondain’, die geest: hij is ‘demi-mondain’; en daarom is hij gedoemd, zoo niet tot dorheid, dan toch tot de zekerheid, dat hij geen schoone vruchten dragen zal. Een vuurwerk strooit geen zaad uit. Edmond Picard is een intellectueel vuurwerk.
Nu wil ik geenszins op zijn kritisch-rechtsgeleerd werk afdingen: de scherpte van zijn schranderheid, toegepast op vast-staande teksten, moet wonderen van doorzicht hebben gedaan, waar de rots der gegevens te steil was voor bokkesprongen, Maar de doorgedreven werkzaamheid van den romancier, van den literairen en artistieken kriticus, van den dichter (onlangs nog bezondigde deze oude heer zich aan enkele verzen), zal vergaan, omdat deze nihilistische, hoewel superieure geest mank gaat aan een groot gebrek: hij gelooft niet.
Hij heeft niet geloofd als flamingant, al erkende zijn verstand de Vlaamsche nooden en vermeide zijn fantazie er zich in, ze te verdedigen: hij heeft niet geloofd als socialist, al is hij de eerste geweest om socialistische ‘gesta’ te doen, al bleef hij met socialistische gebaren sober.
‘Der Geist, der verneint.’ Of beter: de kanker van het scepticisme, de ziekte van het laatste kwarteeuw,