oogen in het grauwe, wat fletse, volksche gelaat onder het borstelige haar; het uitslaande gebaar der bleeke, flitsende hand die op elk oogenblik het lorgnet vast gaat zetten; heel het lichaam vooruitstuwend, in ontzettend geweld, als een beukende stormram; het dasje opzij, het boordje in bezwijming, de kleeren flapperend om het heftige lijf; tot het ineens wordt als een klokkengebimbam, in zwaren, regelmatigen rythmus na het hortende hotsebotsen, en, als een profetisch hosannah, de zegepraal van het proletariaat verkondigd wordt...
‘Voor de zooveelste maal, in dezelfde woorden steeds’, denkt men echter weldra na, als de dondervlaag, die u beangstigd heeft en allicht op uw zenuwstelsel heeft ingewerkt, over is... En dan blijkt het weer hoe dit in den grond niets dan eene rhetorika is, gebouwd op eene onontwortelbare overtuiging, gediend door eene gloeiende en schroeiende welsprekendheid, maar die al den grond van juiste en passende argumenten en de logika van eene onweerlegbare redeneering mist...
Na Anseele was het de zeer ernstige, zeer beslagene, zeer degelijke, zeer verstandige verslaggever over de zaak: de Lantsheere. Hij is een onzer allerbeste parlementsleden, een echt en schrander, oprecht en eerlijk staatsman. Bloeit ooit nog zijne partij, de katholieke, op, het zal grootendeels zijn door de taaie vernieuwingswerking en door den adel van zijn politiek verschijnen, buiten alle knoeierij om. De heer de Lantsheere is een kranig en nobel figuur. Hij is, helaas, ook een verslaggever. En in deze laatste hoedanigheid is hij niet schitterend geweest. Is het te wijten aan de rechtheid, aan de onwrikbare eerlijkheid van zijn karakter? Voor Kongo