bergiers vergunningsrecht betalen; biertappers echter slechts gedurende drie jaar, terwijl het gestorte als een borg zal blijven tegen jeneververkoop, een borg dien de Staat verbeurd verklaart bij de eerste overtreding. Intusschen wordt het bedrag van het vergunningsrecht verlaagd, ook voor jenever slijters; en men vraagt zich af of daardoor, vooral in de groote centra en in de rijke kolendistricten, het tegendeel van het bedoelde niet zal worden bereikt.
Ziedaar de hoofdpunten van de nieuwe vergunningswet. Deze dringt ook op hygiënische voorwaarden voor dranklokalen aan, - hetgeen ze niet onaangenamer zal maken... Een openingsrecht zal ook door den eigenaar der huizen, die als herberg worden gebruikt, betaald worden. Die eigenaars zijn nu meestal bierbrouwers en jeneverstokers, die tegen zoo'n recht niet op zullen zien, waar zij alle belang bij het grootste getal drankhuizen hebben. Weliswaar wordt de gemeentekist, en als weerslag de staatskisten er zeer door gebaat...
Summa summarum: de nieuwe wet zal niet heel veel bereiken, vreest men. Het bedrog tegengegaan? Ja, maar door taxe-vermindering zal het jeneververbruik in de hand gewerkt worden. Ruimere, meer aangename lokalen daarenboven voorgeschreven; wat kan men meer verlangen?
Intusschen zorgt de heer Liebaert, minister der financiën, ervoor, dat, bij alkoholbestrijding, de fiscus niet lijdt. Het ware dan ook jammer de 70 millioen, die jaarlijks de alkohol opbrengt, op niets te zien smelten. Is het de hoofdzaak niet, de begrooting te equilibreeren? En dát is 's heeren Liebaerts nachtmerrie.
N.R.C., 14 Februari 1908.