kiezingen in de Kamer ter bespreking zal komen: een bewijs dat onze meesters niet zoo heel gerust over het verloop dier bespreking zijn.
Aldus de toestand der zaken: het progressistisch congres heeft niet getoond, er al te zeer mee ingenomen te zijn. Wel integendeel: het heeft er gestoven. Eigenlijk is het een tweegevecht geweest tusschen Paul Janson en Georges Lorand, elk door trouwe schildknapen bijgestaan: een spiegelgevecht tusschen annexionisten en anti - annexionisten.
Vrees niet: de annexionisten zijn niet zoo heel mak. Het zijn geen lammeren die Leopold II, als een Watteauherderinnetje verkleed, aan een hemelsblauw zijden lintje leidt. Zelfs déze progressisten hebben van de socialisten, waar ze op politiek gebied mee bevriend zijn, geleerd, vrij te spreken en hun mening niet onder stoelen of banken te steken. Zij kennen de kunst, nagels met koppen te slaan, en maken van die kunst overvloedig gebruik. Zij verdedigen de naasting van Kongo dan ook alleen met raak-uitgedrukt voorbehoud.
De anti-annexionisten gaan echter nog verder. Georges Lorand, die in de Kamer nagenoeg alleen staat, heeft in zijne partij meer dan een medestrijder die, evenals hij, beslist tegen alle overneming is.
En beide partijen zijn nu gisteren aan 't harrewarren geweest, niet zonder heftigheid, en met het gevolg dat gij straks lezen zult, en dat in elk geval voor de koninklijke politiek niet bemoedigend is. Met meer en meer kommer gaat men zich afvragen hoe het afloopen zal. Want een feit staat vast, al deze congressisten, die spreken namens eene, vooral in 't Walenland, machtige partij,