kliek-daad te maken, het te onderwerpen aan partijtucht en regeeringscesarisme?
Wordt het verdrag nu in de Kamer verworpen, dan is het waarschijnlijk, dat het ministerie zijn ontslag geven zal. Wie zal er om weenen? Behalve de ministers-zelf, niemand. Zelfs de katholieke partij weet dat ze bij verandering van ministerie winnen zou, vermits het ministerie, haast zonder twijfel, katholiek zou blijven. 't Zou alleen voor den heer Woeste eene neêrlaag zijn. Maar blijkt het niet meer en meer hoe men in zijne partij-zelf de heer Woeste als ‘quantité négligeable’, of althans als zeer geëerbiedigde, maar toch al een beetje suffende grijsaard gaat beschouwd worden? Welk verschil, b.v., met den heer Beernaert, waar ieder nog naar luistert! En welke aanwijzing voor de samenstelling van een, waarschijnlijk-aanstaande, nieuw ministerie, waar de opgeblazen en geblaseerde de Trooz uit geweerd zou zijn!
En nu, een nieuwe vraag: wat zal de Kamer doen als het naastingsverdrag verworpen is? Het antwoord kan tweeërlei zijn: de Senaat neemt aan hetgeen de Kamer verwerpt; en dan kunnen we een aardig balspelletje bijwonen, van een over-en-weer-reizende conventie. Of wel: de Senaat stemt als de Kamer. En dan is er een onderverdeeling in het antwoord: ofwel, alles wordt toekomend jaar, of over twee jaar, of over tien jaar herbegonnen. Ofwel: België, zijne rechten indachtig, verwerpt het verdrag, maar verklaart, over het hoofd van den Koning heen, Kongo in te lijven. Want dit is, nietwaar, zijn onvervreemdbaar recht, tot vijfmaal toe uitgeroepen en bevestigd.
Sommige Kongophielen komen nu wel insinueeren: verwerpt de Kamer het Verdrag, dan neemt de Koning zijn rech-