dige tentoonstellingen, retrospectieve als vooruitziende, praktische als louter-aesthetische, werden er ingericht. Het leek eene uitmuntende instelling te zijn. In een lokaal als dat waar zij gehuisvest is, werd het een vermaak er even binnen te loopen, en de laatstverschenen mooie boeken te zien, er met liefde over kopersnede of stempelband te hooren spreken. Het was voor ons, Vlamingen, eene fierheid, er door de bestuursleden - geen flaminganten voorwaar, - eene tentoonstelling van het Vlaamsche Boek te zien uitlokken, en er, op hunne uitnoodiging, Pol de Mont te hooren spreken over de Evolutie der Vlaamsche Poëzie sedert 1830.
Het dient echter, om der waarheid wille, gezegd: tentoonstelling als voordracht waren eene desillusie: zij geven niet wat er door de Vlamingen van mocht worden verwacht.
Stel u voor: zes kleine glazen kasten, van vier rekken elk, vol Vlaamsche boeken gepropt weliswaar, waar men echter slechts met de meeste inspanning en met veel vóorkennis gewapend zijn weg in vindt. Eindelijk ziet men de indeeling wel: rek-Buysse, rek-Streuvels, half-rek-Teirlinck, half-rek-Vermeylen; en voor de poëzie: rek-Gezelle, rek-De Mont, rek-Hélène Swarth; wél merkt men dat, naast Buschmann van Antwerpen, deze tentoonstelling een triomf is voor Hollandsche uitgevers als Van Dishoeck en Veen. Maar, waar men eene methodische indeeling verwachtte die aan niet-ingewijden een blik op de, reeds niet langer zoo enge, Vlaamsche letterkunde wilde geven, staat men alleen voor dooreen-gedwaalde omslagen, die niets leeren kunnen, dan dat het Vlaamsche boek nog vooralsnog aan 't gele kaft en aan het format-Charpentier