| |
| |
| |
Belgische afgevaardigden en Haagsche vredesconferentie
Brussel, 19 November.
Men zal niet nagelaten hebben u te seinen hoe na eene ‘fausse entrée’ van verleden week, slechts heden voor goed de Kamer hare ‘grande première’ heeft gehouden. De volksvertegenwoordigers, 't vacantie-luieren nog niet ontwend, hadden verleden week zichzelf van bij het eerste uur van den zittijd eene week langer vrij-af gegund. Het was niet meer dan een meten van zonshoogte geweest, een grond-betasten, een lucht-opsnuiven die voor de perijkelen der politiek moesten vrijwaren of er gerust over stellen. Als Antheus waren de Kamer-leden komen zien of het terrein mee zou geven, of zij na neerbonsen weer omhoog zouden wippen. De proef moet bevredigend geweest zijn: op 't veerkrachtig politisch terrein hebben hedennamiddag de heeren Vandervelde en Davignon, Woeste en Beernaert de eerste parlementaire quadrille gedanst.
En het is eene mooie openingszitting geweest. Niet dat de vier partners van gelijke sterkte zijn: gezel Vandervelde is een luchtiger danser dan de zeer korrekte, maar erg koele minister Davignon, en ieder weet dat Beernaert met heel wat meer gratie en fijne elegantie te draaien weet dan Woeste, die stijf zoo niet gedwongen, plechtig zoo niet ijzig blijft. Wij hebben dus genoten van zwenking en geneig, en heeft het dansje niet meer opgebracht dan gezweet bij een deel der dansers - Woeste en Davignon, namelijk, wier tijd als eerste rei-voerders bepaald voorbij is - en... een beetje wind en stof door
| |
| |
de zaal, de toezieners hebben blijkbaar plezier gehad; en, gelijk ik zei: het is eene mooie openings-vertooning geworden...
Gij zult reeds weten dat het over de houding liep der afgevaardigden van België bij de Haagsche Vredesconferentie. Eén der afgevaardigden, de heer Beernaert, had zijne collega's oud-minister Van den Heuvel en onzer gezant baron Guillaume bij de vraag van het verplicht scheidsgerecht ofte arbitrage in den steek gelaten. Beter gezegd: de heer Beernaert had geweigerd, zijn stem en goedkeuring te geven aan de Belgische regeering, die eischte dat hare vertegenwoordigers naast Duitschland verplichte arbitrage verwerpen zouden. De heer Beernaert had zijn ontslag genomen, was uit den Haag naar Brussel teruggekeerd. Slechts nadat de regeering hem toegelaten had, in de vraag en bij de stemming alle verantwoordelijkheid af te wijzen en alle oordeelsvrijheid te handhaven, was hij naar de conferentie en het vier-en-zestigste vredes-banket teruggekeerd.
Er was dus blijkbaar oneenigheid geweest in den schoot der Belgische afvaardiging. De regeering had daarenboven in zake verplichte arbitrage eene meening doorgedreven, die door éen harer afgevaardigden, den oudste, die de meeste ervaring had, werd bekampt. De zeer nieuwsgierige Vandervelde had daar wel het fijne van willen kennen, en heden ging hij den bedremmelden minister van buitenlandsche zaken, den heer Davignon, te lijf, die het zeker wel het allerminst plezierig moest vinden, dat de vacantie zoo spoedig een einde genomen had...
En van vóor Schollaert de zitting geopend had, zag men twee der kampioenen het strijdperk samen betreden:
| |
| |
gezel Vandervelde, die langs om kaler wordt, en Beernaert, die heftig doet en er viesgezind uitziet. Vandervelde, schokschouderend, G. Helleputte, glimlachend en ijverig, gaat hem bij Beernaert vervangen. Maar ook hij, die misschien de genade van Davignon ging afsmeeken, wordt afgesnauwd... Nu is het Woeste die binnentreedt, schraal en klein naast generaal Hellebaut, wien hij waarschijnlijk hulp en bijstand in voorkomend geval vraagt... Pieter Daens geeft een smeekschrift af aan minister Renkin. Minister Delbeke stuift binnen in een luchtig morgenjasje: men kan beginnen.
En de welsprekendheid van Vandervelde gaat vloeien als maanlicht over een leien dakje.
't Is mooi geweest, vindt hij, de Haagsche conferentie. Vredesconferentie? Och kom, noem het liever maar oorlogsconferentie! Want waar houden de vier commissies zich mee bezig? Met arbitrage, met oorlog te lande, met zeeoorlog, en met maritieme reglementeering!... Zeker, er werden wel eenige besluitselen van mindere beteekenis genomen. Maar als de Tsaar de eerste conferentie bijeenriep, en het heette: vermindering in de wapening en verplicht scheidsgerecht, was het om te zien dat over de wereld, niettegenstaande de Vredesconferenties, de geheele wapening van zes tot negen milliarden zou stijgen?
Wel, men heeft vrome wenschen geuit; maar andererzijds heeft men nieuwe kredieten voor pantser schepen gestemd; en voor 't geen arbitrage aangaat: waar België, waar Descamps-David evenals Beernaert aanvankelijk aan 't hoofd der beweging staat, zien we Descamps, naarmate hij van Ridder tot Baron wordt, om als Minister te eindigen, slenken en keeren. Hij begint met in 1899 eene nieuwe formule
| |
| |
voor te stellen, die men facultatief-verplicht scheidsgerecht zou moeten noemen. In 1906 wordt zijn voorstel te Londen, op het interparlementair congres, terzij geschoven, terwijl Beernaert zich naast Campbell-Bannerman stelt om verplichte arbitrage, voor zoover als het zijn kan onvoorwaardelijk, te verdedigen. De algemeene toetreding deed voor de vredesconferentie het beste verhopen. Ook zag men al dadelijk Engeland met Portugal verplicht scheidsgerecht voorstellen voor alle juridische vragen die de eer der naties niet aanraken. Duitschland stribbelt tegen; België, bij monde van baron Guillaume, helpt meê, zoodat bewuste baron, om zijne Duitschgezindheid, onmiddellijk Guillaume II wordt gedoopt. Stead, goed ingelicht, geeft de reden op: België is niets meer dan eene kolonie van Kongo... Beernaert wil intusschen niet meer meêdoen. Hij komt naar Brussel. Gij weet het overige; wij kregen dit eenige te zien: de gevolmachtigden van een land officieel gescheiden over een grondvraag...
- Er wordt gestemd; vijf landen zijn tegen het voorstel: het Griekenland, dat van de krijgshaftige Ilias-helden afstamt, Oostenrijk-Hongarije dat vanwege het Drievoudig verbond met Duitschland meêgaat, Duitschland-zelf dat zijne expansiepolitiek niet verijdeld wil zien, Zwitserland om geen goed begrijpelijke redenen, België, eindelijk, ‘omdat’, zegt Guillaume II, ‘verplichte arbitrage niet aan te nemen is als het de levensbelangen van het land aangaat.’... Niettegenstaande dat wordt de maatregel gestemd met overgroote meerderheid; maar Duitschland protesteert, eischt algemeenheid der stemmen; Italië vindt eene kleine ‘combinazione’ waarin de vraag verkracht en over het ‘hart der menschheid’ gesproken wordt, en dit- | |
| |
maal is België tevreden, en de zoet-gevooisde Van den Heuvel kweelt zijne instemming...
En wat is de les van dit alles? Wij zien de echtliberale landen: Engeland, Frankrijk, de Vereenigde Staten verplichte arbitrage eischen. En daartegenover? 't Verkorporaalde Duitschland, eenige staten zonder beteekenis, en België, waar geen liberale partij meer gevonden wordt om de regeering te laken, België, dat nog slechts twee partijen kent, eene vóor en eene tégen Kongo; want dáar draait thans alles om heen, ook bij deze vraag aangaande de Vredesconferentie...
Maar heeft men dan de moreele beteekenis vergeten die eene stemming over een kwestie als verplichte arbitrage heeft? Heeft men er over nagedacht wat het wil zeggen een klein, hulpeloos, daarenboven neutraal land arbitrage te zien weigeren? Of is de regeering ineens zoo krijgshaftig geworden, de regeering met haar leger van plaatsvervangers en hare ontvolkte kazernes? Neen; maar de Koning der Belgen en zijne ministers hebben den invloed ondergaan van den souverein van Kongostaat, die niet gaarne hebben zou dat een scheidsraad zijn neus zou komen steken in zijne Kongoleesche zaakjes, zoo onlusten, met Engeland bijvoorbeeld uit gingen breken... Want welke andere uitlegging te geven? Dat Duitschland weigert, het is spijtig, maar, in 't oog van zijne regeering, noodig misschien. Maar België? Het is eenvoudig belachelijk! - Van dat belachelijke vraag ik rekenschap...
Aldus Vandervelde, met klem en nadruk, zéker, bij voorbaat, van eene gemakkelijke overwinning....
Want het zou voorwaar minister Davignon niet zijn, die hem van zijn ongelijk zou overtuigen. Minister Davig- | |
| |
non probeert het dan ook niet. Hij zet een deftig gezicht, en begint: ‘Toen Tsaar Nikolaas II, in...’ Men verwacht dat men hem een ‘Passons au déluge’ gaat toeroepen. Maar zelfs die moeite geeft men zich niet. Men laat den heer Davignon mooi zijn verslag aflezen: fijntjes de historiek der Vredesconferentie maken; met overtuiging verklaren dat België heeft meegedaan; als 't past een slokje water drinken; meenen dat verplichte arbitrage over juridische vragen onmogelijk is omdat die juridische vragen politische nevenvragen wekken kunnen; vinden dat de teksten waar men over te stemmen had duister, al te duister waren; baron Guillaume huldigen; den heer Beernaert huldigen; zichzelf huldigen; verzekeren, dat hij niets, niets, niets dan zijn plicht heeft gedaan...
En daarna ging, onder algemeene onverschilligheid, minister Davignon weêr zitten, blij dat hij van die twee en dertig bladzijden schrijfmachien-tekst ontslagen was. Die kalme onverschilligheid wordt echter plotselinge schrik, als men Woeste oprijzen ziet, en hoort beginnen: ‘Toen Tsaar Nikolaas II, in...’
Want ook de heer Woeste vindt het noodzakelijk, het historiek der vraag te herbeginnen. En zie: de heer Woeste is het, voor een enkel maal, ééns met gezel Vandervelde. Neen, de Vredesconferenties hebben niet gegeven wat men ervan verwachtte. Waarom? Omdat ik er niet bij was, denkt de heer Woeste, en mijn vriend Beernaert wél. Maar de heer Woeste oppert die persoonlijke meening niet; hij blijft op het vraagteeken staan als een danseres op hare teenen, en onderzoekt alleen de houding der Belgische afgevaardigden. En, het spreekt vanzelf: Beernaert heeft ongelijk, en de twee andere gelijk. Want zie eens... En
| |
| |
hier begaat de achtbare heer Woeste den grofsten flater die mogelijk is: hij verdedigt de stelling, dat België inderdaad ongelijk zou hebben arbitrage te aanvaarden, zoo een geschil met eene andere mogendheid aangaande Kongo los mocht breken. Hij geeft aldus Vandervelde gelijk, als deze vermoedde dat in de Kongoleesche toestanden iets onzuiver was, en zei dat België thans als een Kongoleesche kolonie te beschouwen was. En opnieuw bewijst hij, de heer Woeste, dat, zoodra hij buiten het enge kadertje der Belgische politiek gaat, hij niets meer kan dan frazelen en bazelen en zijne eigen vrienden als vette hoenders in den pot steken...
Zij zijn dan ook blijkbaar niet tevreden over hem, zijne vrienden. De Trooz wandelt de zaal door, zijne handjes op zijn buik, hem nu en dan met moede, afkeurende blikken beziend. Verhaegen, rood als een kalkoen, zit zenuwachtig te trommelen. De anderen, als bij afspraak, geven een voorsmaak van de stilte des grafs als de heer Woeste uitgebazuind is...
Maar de aandacht gaat weêr opleven als een slaper waar men een emmer water zou hebben overgegoten, als de heer Beernaert, bijtend en sarcastisch, en toch met een grond van goedsmoedig medelijden in de stem, aan 't vertellen gaat.
Hoe, de Vredesconferenties hebben nooit iets uitgericht? Maar zelfs het Belgische parlement heeft nooit zooveel werk afgeleid! Wij vergaderden daar tot zeven uren lang daags, mijne heeren... - Dat de wapening niet verminderd is? Maar Engeland, het machtige Engeland deed voorstellen in dien zin; en is dat niet symptomatisch? - En verplichte arbitrage? Maar vergeet ge dan de inmen- | |
| |
ging van het recht in 't geen tot op heden aan 't goeddunken van elk volk was overgelaten; en acht ge dat zoo gering?... Zeker, we hebben niet gewenscht dat een venster geopend werd, waardoor de openbare opninie binnen had kunnen kijken. En dat is het wat den heer Woeste nijdig maakt; maar het heeft hem ook belet te zien, wat er aan groots verricht werd... - De heer Woeste heeft zeer lichtzin nig over arbitrage gesproken. Hij meent dat ik alle mogelijke gevallen aan verplichte arbitrage onderwerpen wil. Maar dat is eene dwaling; niemand gaat zoover; ieder erkent dat waar de eer der natie op het spel staat verplicht scheidsgerecht moet zwijgen. Er zijn dus gevallen van politischen aard die de verplichting uitsluiten. Dit neemt niet weg dat ze moet bestaan, dat de wet van den vooruitgang eischt dat ze besta, vooral waar ze bestaan kán. Ze bestaat overigens in honderd gevallen, zoo, onder andere, sedert 1864 voor de posterijen. Dat vond België heel goed toen. Nu, in 1907, wordt er in den Haag tegen gestemd...
Dat Kongo er voor iets tusschen zou zijn in die verandering van denkwijze? Ik geloof het niet, vermits dat er een verdrag tusschen Engeland en Kongo bestaat, dat arbitrage inhoudt.
Dat België in dit geval door Duitschland op sleeptouw zou zijn genomen? Vooreerst: België heeft zijne meening geuit vóór Duitschland het deed. En dan, welk doel kon België wel hebben door Duitschland de mouw te vegen? Duitsche hulp in een konflikt met Engeland aangaande Kongo is weinig te hopen...
Ik zal op de vraag terugkeeren als het wetsvoorstel aangaande de Conventie van den Haag ter sprake zal komen.
| |
| |
Dan zal ik de meening, die de mijne is verdedigen, dat de kleine landjes, als het onze, er vooral belang bij hebben dat de beginselen van verplichte arbitrage zegevieren zouden....
Onder grooten bijval stelde de heer Beernaert aldus een einde aan een debat, dat des te belangrijker was voor wie wist, dat de heer Vandervelde geheel door den heer Beernaert in de zaak was gedocumenteerd geworden. De rolverdeeling kwam er, in al hare subtiliteit, te beter door uit; het genot was dubbel; de comedie kreeg er fijnere beteekenis door...
En, zooals na elk abelspel eene cluchte gewone doening is, kregen we na die lange redevoeringen een geestig naspel. Vandervelde wilde geen motie van blaam neêrleggen, omdat hij toch zeker was ze door de clericale meerderheid te zien verwerpen; hij stelde dus voor eenvoudig tot de orde van den dag over te gaan. Woeste insgelijks, maar om tegenovergestelde reden. Hijmans evenzeer, bij wien zich Huysmans aansloot, omdat hij over de zaak nog geen rijp oordeel had. En men zou dus als goede vrindjes uiteengaan, als Janson verklaarde met al die ironie niets gediend te zijn. Hij wilde de ‘schande, door België aan de houding des ministers geleden’, niet zoo eenvoudig over het hoofd zien... Men zou dus een motie van afkeuring stemmen. Maar Beernaert droop af; al wie met hem dacht in zijne partij trok er meê van onder, en bij einduitslag der stemming bleek dat er op de 166 slechts nog 64 leden aanwezig waren... En zoo liep alles uit op ‘het varken met een langen snuit’ der kindersprookjes....
N.R.C., 11 November. 1907.
|
|