| |
| |
| |
De weerbots
Brussel, 27 September.
Het koloniale wetsontwerp, dat de regeering bekend heeft gemaakt, en waarvan ik u voor een paar dagen de al te grove sluwheid aanwees, heeft onze ministers in weinig aangenamen toestand geplaatst. Het land is niet tevreden; de pers is niet tevreden; de commissie der XVII is niet tevreden; - en het is te vreezen dat de ministers zelf niet lang tevreden zullen blijven, om niet te spreken van den Koning die sedert lang niet meer tevreden is over zijn volk, en er overvloedige bewijzen van levert.
Arm ministerie! Zijn lot is waarlijk niet benijdenswaardig. Een vorig kabinet verklaart zich geklopt waar het oppermachtig absolutisme nutteloos strijden ziet tegen eene kamer, die den volkswil geëerbiedigd en eigen waardigheid bewaard wil zien; een nieuw kabinet, waar één der eerste en hevigste verdedigers van 's lands rechten de Kongoleesche oppositie in vertegenwoordigen moet, ondergaat echter zúlke drukking vanwege zijn machtgever, den Koning, en wordt door dezen in zulke onontstrikbare omstandigheden gesteld, dat het, als Oedipus vóór den Sphinx, voor het onontkombaar dilemma wordt gesteld: tegenover Hoogeren Wil buigen, of... bersten.
Bersten is eene onaangename bezigheid; persoonlijke belangen van onmisbare vrienden komen de drukking vermeerderen; er moet, overigens, er moet worden geannexeerd, wil het verlies der aanstaande kolonie niet voor eeuwig hun geweten bezwaren en hun naam schandvlekken. Dan maar liever aan den bevelenden Koning-Souverein gehoorzamen,
| |
| |
en den smaad van het tegenwoordig geslacht ondergaan, om later, misschien, martelaarskroon op het hoofd, per secula seculorum de hulde en eerbetuiging der naneven te genieten.
Maar andererzijds is daar toch ook nog de volksvertegenwoordiging; en hoe zou de heer Helleputte vergeten dat hij de koppigste verdediger is geweest van zijne rechten en eischen? Hoe zou zijne eerlijkheid alle wroeging braveeren, en zijne hand verbranden wat zijn geest aanbeden heeft? Hoe zou hij zijne eigen woorden eten als droog en kroppend brood, als een verzuurde roggen mik die lang hem op de maag zou wegen: ‘alle macht gaat uit van het volk; de Koning regeert door den volkswil, en 't volk heeft evenveel deel recht als hij in de regeering?’....
Noodzakelijkheid van schipperen en laveeren! Verantwoordelijk zijn voor vorst als voor volk! Arm ministerie dat iedereen tevreden moest stellen, en slechts dit ongelijk had: te beloven dat het iedereen tevreden stellen zou!...
Als een trouw kroniekschrijver van onze koloniale geschiedenis heb ik u de wedervaardigheden van onderhavig wetsontwerp mede te deelen. De geschiedenis ervan is stichtelijk en profijtelijk. Maar naar welk einde ze leidt blijft vooralsnog een raadsel. We staan voor twee rotsen; noch Parlement noch Koning willen toegeven. De volkswil schijnt meer en meer veld te winnen; de regeering ziet hare partijgangers van dag tot dag schaarscher worden. Twee Kongogezinden, de liberale oud-minister Graux en de liberale Senator Wiener waren als voorstanders door den Koning aangezocht, de eerste als Belgisch gevolmachtigde in de grootsch-komische commissie, waar afge- | |
| |
vaardigden van den Koning der Belgen met afgevaardigden van den Souverein van Kongo-Vrijstaat zouden onderhandelen over betwiste punten, de tweede als administrateur der nieuwe Kroondomein-vennootschap. Als beiden vernamen wat van hen werd verlangd, weigerden zij aan de vleiende uitnoodiging gevolg te geven. Andererzijds zag men een andere Kongophiel, en onder de hardnekkigste: het Kamerlid Huysmans, in de commissie der XVII met tegenstrevers stemmen op een punt, dat de macht van den Koning in de aanstaande kolonie verminderen wilde...
Dit alles is voor Leopold II noch aangenaam, noch bemoedigend. Maar, wie de koninklijke hardnekkigheid kent, vreest niet dat hij om zoo weinig buigen zou. De vrije en absolute vorst van den onafhankelijken Kongo-staat verkiest, als grondwettelijke koning over de Kongo-kolonie, even groote en onbeperkte rechten te bewaren. Het overnemende land, dat alle plichten gaat dragen; dat voor alle verantwoordelijkheden staat; het land dat met een onvoldoende legerinrichting, zonder koopvaardij-, laat staan zonder oorlogsvloot, zich kan te kanten hebben tegen onbetwijfelde begeerten van veel machtigere handen; België, dat er nochtans aan hecht te bewaren wat het met Belgisch bloed en Belgisch geld veroverd heeft, en dat zoovele kapitalen, die thans reeds geen winst opleveren, en die onvermijdelijk zouden verloren gaan bij niet-overnemen, bewaard wenscht te zien; België, de beste geesten van België, ook in de omgeving van den Koning, wenscht aan de koninklijke eischen geen gevolg te geven; vooral en minder nog na dit blijk van wantrouwen: het definitief-verloren kroondomein in vennootschap veranderd, en na deze onkiesche daad: de binnenpalming voor eigen reke- | |
| |
ning van de eerste goudmijn die men werkelijk-winstgevend wist.
En dat het niet toegeven zal, zien we in de pers en in de Commissie der XVII, waar ze, nu eergisteren, het ministerieel wetsontwerp aan 't bespreken gingen...
Ge weet dat, toen verleden jaar de zaak in de Kamer besproken werd, Paul Janson onomwonden een deel der pers aanklaagde als omgekocht door den Vrijstaat. Wij verwachtten ons aan hevig protest: zonder dat ze intellectueel-hoog stond (wij spreken van het middenslag) achtten wij ze dan toch eerlijk en vrij. Het protest kwam niet; de uitval van Paul Janson bleef in sommige bladen kwasi verzwegen; en nu onlangs bekende eene courant dat ze zich inderdaad een tijdlang door den Kongostaat voor haren ijver... beloonen liet met de maandelijksche bagatel van vijfhonderd franken.
Zulke pers verkoos dan natuurlijk, zonder kommentaar, maar ook - en dit is erger - zonder goedkeuring en aanmoediging, de regeerings-amendementen eenvoudig over te drukken.
De andere pers, die geen vijfhonderd frank ter maand krijgt, of ze weigerde, en die, tot welke partij ze behoore, heel hevig weet te zijn en spijkers met koppen slaat, al kan haar misschien worden verweten dat ze bij 't afbreken 't weer-opbouwen wat te veel uit het oog verliest, - ik bedoel dat ze al heel weinig aan tusschenmiddels ter minnelijke, immers onvermijdelijke en zeer wenschelijke schikking denkt, - deze pers: Dernière Heure als Patriote, Peuple als Gazette, om van de provinciebladen en het specialisten-weekblad Le Mouvement Géographique, uitmuntend en onpartijdig over Kongo-zaken inge- | |
| |
licht, te zwijgen; deze pers is over het ontwerp der regeering slecht te spreken en verscherpt meer en meer de ontwakende publieke meening, die eene ondubbelzinnige houding ontegenzeggelijk aanneemt.
Ik zal u met geen uittreksels lastig vallen. De argumenten kunnen samengevat worden in de volgende woorden: Kongo-Vrijstaat, handelend naar eigen goeddunken, onder onbeperkte autocratie, zou blijven bestaan op dit eene verschil na, dat België alle verantwoordelijkheid over zou nemen; België zou voor de Europeesche machten over Kongo aansprakelijk zijn, maar Kongo zou zichzelf buiten Belgische inmenging regeeren. Daarbij komt dat de Belgische Kamer niet eens over de koloniale begrooting zal mogen stemmen, en dat zij niet het minste te zeggen of te zien heeft in de benoemingen van den Kolonialen Raad, die alleen van den Koning blijft afhangen. En voor hetgeen de bevoegdheid tot onderzoek aangaat: zij kan niet worden uitgeoefend dan op lang voldongen en onverbreekbare feiten. Het Parlement staat dus geheel machteloos; het volk wordt in het dwangbuis gestoken. Maar het spreekt vanzelf dat het verantwoordelijk is voor hetgeen het van verre noch van nabij kent.... Zelfs de waarborg, ontstaan uit het feit, dat geen grondgebied zal mogen worden afgestaan, en geen leening aangegaan dan na beslissing van den geheelen ministerraad is voor België gering; zij kent aan enkelen toe wat heel de natie toekomt, en nogmaals; zij komt eerst dan in mogelijke bespreking als zij eene onherroepelijke wezenlijkheid is. De kans op eerlijke ministers, geplaatst als ze zijn tusschen vorst en volk, is natuurlijk groot. Die eerlijkheid kan zelfs als postulaat worden aangenomen. 't Feit echter, dat de minste
| |
| |
oneenigheid tusschen den Koning en een weerstribbelend ministerie eene ontbinding van het Kabinet tot gevolg kan hebben, is reeds eene eerste drukking, onwillekeurig op den goeden wil uitgeoefend. En 't andere feit, dat een ministerie gewoonlijk de meerderheid der Kamer met zich heeft, geeft troeven in de hand van eene willekeurige politiek. Een grondafstand, zelfs tegenzinnig door de vereenigde ministers onderteekend, kan door een tuchtsterke partij, die de meerderheid uitmaakt, worden goedgekeurd, en aldus de wilsuiting van den Koning goedkeuren, waar heel het land nochtans weet, dat de grondafstand schadelijk of gevaarlijk was. Het is, langs lijnen van geleidelijkheid, eene overwinning der autocratie op de volksregeering, op het parlementarisme. - En zoo zien we alle waarborgen, door het wetsontwerp schijnbaar gegeven, zelf teniet doen wat ze zoogezegd beoogden...
Niet alleen de pers, ook de Commissie der XVII ging algauw aan 't protesteeren; en 't was de heer Beernaert, die de bel aan dorst binden.
De heer Beernaert is sedert lang een intieme vijand van koning Leopold. Zij durven razerig van meening verschillen. Noch de Koning, die de groote autoriteit van den heer Beernaert, noch de heer Beernaert, die het machtig vernuft van den Koning erkent, stemmen er in toe wederzijds water in hun wijn te doen. De heer Beernaert, gij weet het beter dan ik, bewees het onlangs nog bij de vredesconferentie. Thans weêr, met de stille koppigheid die hem eigen is.
De commissie dus vergaderde. Al dadelijk kwam de vraag vanwege den heer Beernaert: Had het Kabinet kennis van het dekreet, dat het Kroondomein escamoteerde? Tegenstrib- | |
| |
belen natuurlijk van den anderen intiemen vijand: den heer Woeste, met voorstel tot verdaging der vraag. Maar bij stemming wordt de verdaging verworpen, en 't mooiste: voorzitter Schollaert stemt met den heer Beernaert.
Daarna gaat men over tot het onderzoek van het wetsvoorstel. Bij artikel twee, dat zegt dat de wetgevende macht door den Koning wordt ‘uitgeoefend’, ontstaat nieuw protest. En ditmaal treedt zelfs de heer Huysmans eene nieuwe, en aangenomen lezing bij, die zegt dat de wetgevende macht aan den Koning wordt ‘verstrekt’: schakeering die eene beperking der koninklijke macht inhoudt, vermits ze mogelijke wijziging vanwege de Kamer aan de koloniale wet onderstelt, maar die practisch van weinig beteekenis is, vermits het den Koning altijd vrij staat de bekrachtiging van zijne handteekening te weigeren. Dat de commissie de nieuwe lezing, die in den geest dan toch beperkend is, heeft aangenomen, is symptomatisch...
En daarna heeft men 't beruchte artikel acht aangegaan, dat de begrooting der kolonies aan de Kamer onttrekt.
Het moet er gestoven hebben! En men is het, schijnt het, nog lang niet eens... Dit alles belooft weinig aangename stonden aan den Koning, en spant het land in angstige afwachting. Hoe gaat het afloopen? En wat zal de gewone drift der Belgische Kamer geven als vóór 't Parlement de bespreking aan gang is?
N.R.C., 29 September 1907.
|
|