ons heden medegedeeld. Volledigheidshalve heb ik ze u over te maken.
Ge weet, dat het groote argument voor het behoud van het Kroondomein was: de opbrengst ervan zou uitsluitend dienen voor artistieke, wetenschappelijke, menschlievende doeleinden. De edelmoedigheid des Konings zou niet willen, dat die opbrengst tot ander doel zou strekken dan tot Belgische verfraaiing en veredeling. Die reden was nu wel wat rekbaar; ze was echter duidelijk genoeg om alle persoonlijk gebruik, ook en vooral in de meening van den gebruiker, uit te sluiten. Als mijne moeder een koek bakt, en zij zegt: ‘hij is voor u’, maar er naderhand drie-kwart zelf van opeet, dan zeg ik bij mezelf: ‘wél hebt ge dien koek met eigen meel gemaakt, o moeder, en gebakken op eigen vuur, maar.... belofte maakt schuld, en wie ze niet volbrengt krijgt een bult, gelijk het spreekwoord zegt.’ En 't Belgische volk kent de gerechtigde fierheid van zijn vorst op zijn schoone, rechte gestalte....
Daarenboven kwam, toen men deze week in de commissie der XVII weigerde als afgedane zaak te aanvaarden, dat de begrooting der kolonie buiten stemming der Kamers zou staan, kwam het antwoord: wees maar heel blij, van die beslommering ontslagen te zijn; het kroondomein is er immers om alle deficit te dekken.
Mits voldoenden waarborg had men er dus desnoods kunnen in berusten, de begrooting buiten toezicht te zien staan: het kroondomein, ook als Vennootschap, zou 't aansprakelijke reservefonds zijn. En 't ware misschien voor België eene geruststelling geweest.
Het kroondomein met-breeden-rug had dus een dubbel