| |
| |
| |
Geschied- en oudheidskundig congres
vi (slot)
Gent, 8 Augustus.
Leeuwergem-Aardenburg: beeld van 't geheele Vlaanderen.
Toen ik van Brussel, een week geleden haast, naar deze congresgeneughte stoomde, was 't mijner oogen vreugde uit der mate te zien hoe, uit de Brabantsche glooiing van akkers en korenvelden, vergleed en verging de bodem tot de breede effenheid der Vlaamsche vlakte. Van uit de hoofdstad tot dicht bij Aalst, de sierlijke heuveling, waar wuivend groeiden of daalden, in gelijke vakken verdeeld van verscheidene verwe, blonder de rogge, goudgeel de tarwe en groenend-grijs de nog rijpende haver. Hier en daar een rijtje dunne boomen, de zilveren slingerlijn van een beek-gelijk rivierken, een kerketoreken dat priemt in de blondige lucht, verdoken half achter de deining van den einder. Om Aalst wordt het een verrassende verandering. Om hooge staken draait er de bloeiende hoppe. De wind brengt er haar bitteren geur. Gij ziet er hare wingerdblaêren bevallig staan in wisselende stijging om de dunne masten heen, en de hoppeklokjes er hangen, die ge weet diaphaan en gélend-zilveren te zijn als de pel der uien. En gij denkt aan sommige teekening van den boeren Brueghel, herinnert u dat hij hier zijn kunste van schilderen leerde bij Petrus Cock, die, naar luid der legende, veel kinderen had, die de jonge Brueghel wist te paaien... Niet de groei alleen: de aard der terreinen is anders geworden. Gij zijt thans in de oneindige
| |
| |
vlakte, en een boschje alleen van lage sparre of hoogstammige lorken brengt nog afwisseling in de velden van diepgroene, witbebloemde aardappel struiken, in hun vierkante lijst van onroerende granen. Vakken staan goorgeel, waar 't gerooide vlas in tasses ligt; zij toonen horizonten van blauw-omwaarde boomen. Weilanden zijn omheind van knotwilgen, waar luiert het hoornvee. Gij rijdt rammelend over een brug: het breede water blikkert als staal. En eindelijk rijzen, in ééne lijn haast, tusschen schrale fabrieksschouwen: St. Pieters, het Belfort, St. Baafs, St. Michiels, St. Jacobs: Gent met zijne kerketorens.
De congres-werkzaamheden aldaar geëindigd - waarvan 'k u verzweeg de specialistendrukte om u alleen de vermaken en feesten ervan te vermelden -, had het vriendelijk bestuur ons tot genoegens ook buitenstads genood, en niet genoeg kan voornamelijk de ijver worden geroemd van kanunnik Van den Gheyn, den ‘Goeden Herder’, die ons, zijn congressisten, als lammeren vertroetelde, en ons met de beste klaver - een beeldspraak die niet alleen op het banket slaat - verzade, en de zorg zóó ver dreef, dat, toen we op reis zouden gaan naar Leeuwerghem, hijzelf de portier van de coupé's toe kwam grendelen.
We gingen dus naar Leeuwerghem...
En nu wordt de vlakte weer anders. Niet, aldra, de logge massa meer der zware granen: een land van boomgaarden meer, en smaragden weiden. Maar het stijgt weldra tot nieuwe heuveling; o, geenszins meer als om Brussel heen: het land, met minder nobelheid en minder weelde, is blijder en spirituëeler. Er zijn veel boomen, die, van uit den trein, veel troppelkens kleine boompjes worden.
| |
| |
Wel machtige lindelanen nog, die leiden, over felpen gras, naar heerlijke kasteelen. Maar er om heen de geestigheid van een nochtans niet zeer rijk landschap.
Leeuwerghem-zelf: 't visioen van eene vermilde, haast te brave achttiende eeuw. De huizen hebben eene vriendelijke deftigheid. De menschen zijn er spotziek en niet zeer beleefd. Men drinkt er een zerp en nogal koppig bierken.
Wij gaan er naar een groot park, waar ons een heerlijke verrassing wordt voorbereid. Een automobiel drijft ons uiteen: naast den chauffeur zit weer kanunnik Van den Gheyn, die tooneelspeelsters aanvoert. Wij treden binnen: een kreet, haast, van verbazing ontsnapt ons, en wij genieten van dit zeldzaam gezicht: een kleine schouwburg in open lucht, omringd door een woud van hooge beuken, waar alle coulissen gesneden zijn uit hooge hagen die koepelkruintjes dragen, en, uitcircelend van een laag verhoog, een kring van looverloges, waaronder eene omloopende gaanderij, en, erin gesloten, het parterre van hardgetreden aarde. De scène is met festoenen van rozen behangen, gehouden door bleekblauwe Louis XVI-strikken. De looverzaal loopt vol van gratielijke dames en hoofsche heeren, die onwillekeurig gaan doen als zeer beleefde Petits-Maîtres. Er is een blijde en vrome stilte, alleen nog de vogelen zingen zuiver en niet overluid. De namiddagzon verguldt den gladden stam der zilverende beuken, en men zal er spelen ‘Par Permission. - Les Jeux de l'Amour et du Hazard, Comédie en trois actes, et en prose, par Mr. Marivaux. - (La Livrée n'entrera qu'en payant, & ne pourra se placer qu'aux Galeries).’
Maar hoor: een onzichtbaar orkest voert ons eerst
| |
| |
de teedere muziek uit van Gluck's Armida. Teeder klagen fluiten en pijpen; het is als de klacht van het woud en de bronnen; er gaat melodieus een klacht uit de diepte der beukenrijen; tot daar verschijnen aanminnige ballerinnen, en op Gluck's tonen de glaciele tenerezza van hun neigen en aaien in 't plooien van leesten en 't lonken van oogen als den zichtbaren rhythmus van een dieptreurige en weemoedig-glimlachende ziele beelden. 't Is, in teêre en trage gebaren, een zoeken naar zoenen en 't smeeken van blikken; ál het lieve en leede van minne en minnen van leed...
Maar gij zult lachen aldra met den fijnsten glimlach van uw geest, als de dames en heeren van het Théâtre français, voortreffelijk en zooals zij alleen het kunnen, in dit loovertooneel dat gulder wordt in een dalende zon, onder den koepel van den overheerlijk-vergeelden lucht, u Marivaux' comédie gaan opvoeren: een tinteling in u als van een slurpend-geproefden champagne-wijn, met het bezinken, plots, van een dieper gezegde: ‘Il faut être un peu trop bon, pour l'être juste assez.’...
En dansen daarna weêr, boerendansen van Grétry, ditmaal, Bourrée en Quadrille, - maar, natuurlijk, van Watteau-boeren, zooals zich plachten te verkleeden, te Trianon, de dames en edele heeren van Madame Elisabeth's hof, en waar schitterde de ongelukkige Mademoiselle de Lamballe...
- 's Anderen daags, andere vermaken: naar Zeeland. En 't was uitmuntend gekozen als afscheidsfeest: een vrij tochtje, zonder vast programma; laatste toenadering vóor men uiteen zou gaan, naar Denemarken of naar Amerika, naar Petersburg of naar Parijs; 't bevestigen, vóor het
| |
| |
vertrek, van gul-aangeknoopte vriendschap, in 't vriendelijke decor van Aardenburgh...
En weêr is anders Vlaanderen's landschap. Het is thans verbreeden, verbreeden, aldoor verbreeden maar van oneindig-omringende horizonnen. Geen boomen haast meer, maar een lucht als aan zee zoo hoog en zoo diep, waartegen, ten einder, geteekend staan de sierlijke Zeeuwsche wagens, beladen met den oogst van vlas, en blonder, van tarwe.
De grens, aan den hoogen dijk van een leeg-geloopen kanaal die rechtlijnig het land doorklieft als een gapende, bloedlooze wonde, zegt ons dat het etenstijd is. Want aldus is het afgesproken: hier, te Stroobrug, zullen wij lunchen. - En, nieuwe verrassing van het bestuur: we zullen lunchen in open lucht. Elk krijgt een doos met ham en rosbief, en kaas en brood, en vruchten en wijn of bier, naar verkiezen. En 't is natuurlijk die gulle, goede heer Van den Gheyn, die meêhelpt uit te deelen. En het smaakt heerlijk, dat maal in dien plezierigen eenvoud. Men vergeet dat men onder Europeesche beroemdheden zit, en - krijgt bijna lust ze met kersenpitten te beschieten. Ik verwed er zelfs mijn hoofd niet op, dat enkele dames het niet waagden....
En dan Aardenburgh zelf. Ik doe u de beleediging niet aan, het u, Nederlanders, te beschrijven. Wij zagen er St. Baafskerk, de helaas verminkte en toch nog grootsche, wij bewonderden prachtige oudheden; de dames dronken uit lokale kleur, oude klare; de heeren pionderden bovendien de winkels van Hollandsche sigaren. Op stoepen en bordessen stonden ons verbaasd oude vrouwen in Zeeuwsche kappen toe te staren. En op het stadhuis werden wij, in 't Ne- | |
| |
derlandsch natuurlijk, verwelkomd, waarna we van den officieelen, hoewel Franschen champagne proefden...
En à propos, van Nederlandsch: ik wil dit kort relaas over het Gentsch Congres niet sluiten zonder mij met u te verheugen om een feit, dat navolging verdient onder uwe landgenoot en... Ik zei u hier herhaald wat voor mij de beteekenis van dergelijke Congressen is: zij verbreeden den vaderlandschen zin; zij verinnigen de Vlaamsche ziel.
- Helaas, en het was te verwachten, gelijk het te verschoonen is: hier was alles Fransch wat de klok sloeg; ook vanwege Vlamingen, ook vanwege flaminganten, zelfs in particuliere gesprekken. Slechts éene uitzondering: de hier zeer gevierde professor Blok van Leiden. Tot tweemaal toe, en als officieele afgevaardigde uwer regeering, heeft prof. Blok, in een geestdriftige taal, er nadruk op leggend waarom hij het deed, in ons midden het Nederlandsch laten klinken.
En daar heeft hij Vlaanderen een goede les in gegeven. Eere worde hem hier gebracht in naam van Vlaanderenzelve!....
- En hiermede, dames en heeren, verklaar ik de zitting gesloten....
N.R.C., 13 Augustus 1907.
|
|