dan ook maar met een half oor, en laat zich liever de dames voorstellen, - al de dames na al de steken.
Ge weet dat de koning een echt ‘charmeur’ is. Ik heb hem hooren eene Spaansche dame complimenteeren, die haar officieelen echtgenoot naar Brugge vergezeld had. En nauwelijks had hij den naam der dame gehoord of hij wist haar te vertellen dat hij haar broeder kende, hem driemaal ontmoet had, dat hare familie tot die van koningin Christina moest behooren, en dat hij haar geluk wenschte: dit alles op een toon en met een fijnheid, die iedereen innemen zouden...
Zaal voor zaal doortrekt de stoet deze heerlijke tentoonstelling. Prins Albrecht bloost alsof hij beschaamd was. Zijne lieve gade groet maar, wisselt vriendschappelijke shake-hands met de dames. Minister Helleputte heeft lol. Minister Davignon is als verbijsterd. En de Bisschop is beminnelijk en toegevend alsof hij de paus zelf was.
Intusschen loopen commissarissen druk heen en weer, op zoek, schijnt het, naar een clergyman. Net wordt van oor tot oor gefluisterd: ‘hebt gij geen clergyman gezien?’ Men zou gaan wenschen, clergyman te zijn, om die heeren plezier te doen, al verstaat men niet goed waartoe die clergyman moet dienen. Zijne Majesteit vertrekt, en de clergyman blijft onvindbaar...
Weêr roepen de schoolkinderen: ‘Vive le Roi’, in 't Fransch. De groote klok bimbamt. Een fanfare dreunt Brabançonnes op. De sterken gaan weêr op de hoofden staan: de koninklijke familie is weg, in de groote landauwers, met de roode koetsiers...
En aldus is een voor de toekomst van Brugge beteekenisvolle dag weêr besloten. En de koning denkt misschien