prijs gaf. Thans kan ik u den tekst van den heer Buyl in vertaling geven:
‘In de stad Brussel en in de aanpalende gemeenten, zal de wet van 1883 toepasselijk zijn voor de getuigschriften waarvan de dragers het Vlaamsch als moedertaal of als gewone taal gebruiken.
De getuigschriften, in deze omschrijving afgeleverd aan dragers, waarvan het Fransch moedertaal of gewone taal is, zullen getuigenis voeren, dat voornoemde dragers met vrucht een leergang van Vlaamsch, minstens zes uren (eerst stond: vier uren) per week innemend.’
De heer Buyl, liberaal volksvertegenwoordiger van een deel der Vlaamsche Zeekust, maar tevens wethouder van de groote, en voorname, voorstad Elsene, één der bestbewoonde, meest aristocratische deelen van het Brusselsche agglomeraat; bekend voorstander van de rechten der Vlamingen, maar ook toch verkleefd partijganger, die gaarne eene lichte toegeving ten bate van anders-denkende partijgenooten doet; voorvechter voor zijne idealen, maar niet te minder strever naar politieke eenheid, dacht, door zijn amendement, bevrediging onder de liberalen te bewerken, en ze te brengen tot eenparige stemming van het wetsvoorstel-Coremans, aldus verminkt.
Hij mocht er slechts bij deele in slagen; en zij die meenden, dat de geheele liberale linkerzijde zijne zienswijze bij zou treden, bevonden zich gisteren deerlijk teleurgesteld.
Het is onbegrijpelijk, ongelooflijk en diep-betreurenswaard hoe hardnekkig sommige tegenstanders der Vlaamsche wetgeving zich tegen verder onderwijs, zoo niet van het Nederlandsch, dan toch in het Nederlandsch, verzetten.