sche stad is, - hoe waar 't moge wezen, hoe ieder te elken dage moge ondervinden dat heel het innige, grondelijke, oer-natuurlijke van de hoofdstad Vlaamsch is - en ik hoop er u binnenkort eenige kernige voorbeelden van te mogen geven -: de schijn is hier tegen de werkelijkheid. In een weeldestad als Brussel ziet men vooral de oppervlakte, het blinkende, het schitterende. Het verborgene, in casu de eigenlijke volksaard, de grond waarop het karakter der stad bouwt, het innerlijke dat de spil van 't heele stadsleven is, blijft ongekend, en - wordt genegeerd. Men ziet het Vlaamsche van Brussel niet; in den dagelijkschen omgang ondervindt men het niet; dus - aldus redeneeren blinde, of slimme, politici - bestaat het Brusselsche Vlaamschaardige niet, dan als vermakelijk curiosum. Men denkt er niet aan dat zulke opvatting niet alleen valsch is, dat ze den volksaard negeert en aldus alle oorspronkelijk leven, elke oer-werkzaamheid, alle natuurlijke energie doodt; dat ze oorspronkelijke veerkracht te niet doet ten bate van eene laksheid die alle nadeelige invloeden in de hand werkt; men ziet alleen deze verovering: de geboorte van eene ‘âme belge’, met als uitingstaal het Fransch, - en welk een Fransch!
Nu kon het wetsvoorstel Coremans er toe bijdragen, aan Brussel zijn Vlaamsch karakter te behouden; het zou het Vlaamsche bewustzijn bij de nieuwere geslachten wekken, het zou de hoogere standen door betere kennis der volkstaal dichter bij het volk brengen, - wat dan toch steeds te wenschen blijft.
Geene enkele der partijen heeft het gewild. De katholieken zijn op dit punt vooral gescheiden. De socialisten zullen voor 't wetsvoorstel stemmen, mits voorbehoud voor