| |
| |
| |
De politiek gisteren en morgen
Brussel, 1 Juni.
De Belgische politiek der laatste en eerstvolgende dagen wentelt om twee ziekte-beddens: de podagra van minister de Trooz is de redplank (vergeef me de gewaagde, echter niet on-parlementaire beeldspraak), waarlangs de rechterzijde een verzoeningsveld tracht te bereiken in zake het voorstel Coremans; de onverwachte, smartelijke longvliesontsteking van den heer Beernaert, die, op een belangrijk oogenblik, den 78-jarigen staatsminister 't leven kon kosten, en gelukkig den weg der genezing opgaat, waar niet alleen de Belgische binnenlandsche politiek zorgelijk omheen draaide, maar die ook op de Hollandsch-Belgische verdragscommissie en de Haagsche vredesconferentie bij ongunstigen afloop weêrslag zou hebben gehad.
Arm wetsvoorstel Coremans! Of liever - want de wet komt er in elk geval door! -: arme rechterzijde tusschen die twee schelven hooi: de geestelijkheid en het goedgezinde Vlaamsche volk. Want daartoe bepaalt het zich: genoegen doen aan de Vlaamsche kiezers, en den bisschoppen mishagen, of omgekeerd. Worden de bisschoppen ten bate van 't Katholieke, getrouwe kiezerskorps gefopt, dan kunt ge u al voorstellen, hoe Woeste door den aartsbisschop ontvangen wordt! Krijgen de geestelijke onderwijsgestichten hun eisch, dan ontwaakt de Vlaamsche leeuw, en Woeste kon er wel zijn huid bij verliezen. Ik bedoel hier nu niet zoo bepaald weg: de heer Charles Woeste; maar ik noem hem als symbool der oudere rechterzijde, en tevens als 't vertegenwoordigend Hoofd-van-Jut, waar al de slagen
| |
| |
op neêrkomen, ook die der jong-Katholieken, lang niet getemd omdat Helleputte een ministerfrak draagt, en er zelfs, als het ware, stouter door geworden; der jong-Katholieken die - zie wat uw Antwerpsch correspondent schreef over de groote bijeenkomst van voor enkele dagen - vastbesloten zijn, alle hinderpalen uit den weg te breken, liever dan toe te geven en te wijken.
En met reden. Zij zijn immers de eenige kracht die aan hunne partij eene toekomst, en nog eenige jaren regeering, verzekeren kan. Zij zijn dan ook nog voor 't overige de eenige groep in hunne partij die het vertrouwen, ook aan andersdenkenden, in weet te boezemen. Jong en, soms, onbezonnen, hebben ze de eerlijkheid en de vrankheid der onbedachtzame jeugd. Dat kan nu moeilijker slaan op bedaagde en zeer gevatte staatslui als Beernaert en Helleputte, die van een lange parlementaire ondervinding toegevendheid als het past en doordrijvendheid als het moet, hebben geleerd; dat ze zich echter, tot verovering hunner partij en om haar nieuw leven in te spuiten, aan 't hoofd stelden van wel eens onbesuisde, maar moedig eerlijke manschappen, pleit voor deze laatsten. En dat de oud-Katholieken zelfs de probaatste politieke kneepen dan toch ten langen leste vóor hun willekeurige standvastigheid zullen moeten afleggen, daar huivert het symbool Woeste voor, want het bevordert noch de eendracht noch het aanzien van 't Belgische Katholicisme.
Daar bekommeren zich echter de jong-Katholieken al zeer weinig om. Wat zij eerst en vooral willen is recht; en zoolang ze niet erger door de politiekerij bedorven zijn, kunnen we niets doen dan toejuichen. Nu weêr zetten ze moedig hun werk tegen Woeste's beweringen aangaande 't
| |
| |
wetsvoorstel Coremans voort. De ongrondwettigheid ervan als een belachelijk argument verwerpende, vestigen zij er vooral de aandacht op, hoe broodnoodig de hervorming is, gelijk Coremans ze voorstelt. Een weekblad, Hooger Leven, orgaan der jong-Katholieke professoren en studenten der universiteit van Leuven, heeft in de gestichten van M.O., die door de geestelijkheid onderhouden worden, en bij examina en diploma's dezelfde rechten hebben als de officieele scholen, waar sedert 24 jaren de wet in voege is, een inkwest geopend over het onderwijs van het Nederlandsch. Hoe de toestand in die geestelijke gestichten is, ook na de bisschoppelijke aanbevelingen, moge u blijken uit den brief, dien ik hier uit Hooger Leven overneem en die kenschetsend is voor den geest die bij 't bestuur dier scholen heerscht:
Gent, 16 Mei 07.
Waarde Heer Hoofdopsteller,
Onder de Collegiën, welke de voorschriften van Mgr. Mercier niet volgen, noemt men in alle bladen bijna dezelfde gestichten.
Nog nooit herinner ik mij, het St.-Amandusgesticht (bestuurd door de Broeders der Kristene scholen) ontmoet te hebben, en toch....
Nog herinner ik mij hoe men ons verbood, het Vlaamsch Leeuwke op onze vest te dragen. Op de keerzijde van onzen kraag mochten wij er zooveel dragen als wij wilden, zegde de Heer Bestuurder, ‘ainsi que tous les portraits de nos divinités flamandes’ voegde er heel slim weg een broeder bij.
Nog herinner ik mij, hoe wij eens - 'k weet niet meer
| |
| |
voor wien of wat - ‘de Vlaamsche Leeuw’ moesten zingen. In 't Vlaamsch? Och kom, dit ware ‘trop vulgaire’: de Très Cher Frère Pro-Directeur gelastte zich welwillend met er eene Fransche vertaling op te bouwen en, willen of niet, wij moesten huilen van ‘Le fier Lion Flamand’!
Doch ter zake.
In uw nummer van Zondag l.l. geeft gij, Heer Opsteller, ook de opsomming der gestichten welke doof blijven voor Mgr. Mercier's voorschriften. St.-Amandus werd weder vergeten onder de Gentsche gestichten.
De toestand in die school, mag en kan niet meer verzwegen worden.
Oordeel, uit het volgende gesprek dat ik met een der Leeraars gehad heb, hoe men er over het Vlaamsch oordeelt. (Men vergete niet dat St.-Amands de school is, waar de High-Life en de zonen onzer begoede burgers hunne opvoeding genieten....
- Eerw. Broeder, ik heb hier een weekblad ‘Hooger Leven’ - een puik blad, hoor! - (Hij lacht en mompelt schokschouderend ‘Quel petit journal de province est ça?) Een prachtig artikeltje staat er in over den toestand van 't Vlaamsch in onze Collegiën....
- Zijt gij daar weer met uwe prullen.
- Verschooning.... en waarin kort en goed aangetoond wordt hoe weinig men nog met de voorschriften van Mgr. Mercier inzit.
- Enfin, où voulez-vous en aboutir?
- Hier, Broeder, ik zou wel eens willen weten hoe gij de voorschriften van Monseigneur toepast.
- Van Mgr Mercier?
- Ja.
| |
| |
- Ziehier mijn gedacht. Mgr. Mercier is voorzeker een geleerd man; alle eerbied ben ik hem verschuldigd; doch wat zijnen brief betreft, ik beken het recht uit, mij nooit de moeite gedaan te hebben hem te lezen.
- Zoo! (Hier leg ik den Broeder zoowat dien brief uit.)
- Mgr. Mercier, is vrij te doen wat hij wil, in de scholen waar hij iets te zeggen heeft. Dat recht betwist ik hem niet, maar dat hij bij ons kome gebieden, dat neem ik niet aan.
- Dit doet Mgr. niet; doch ik meende dat Jozefieten, Jezwieten, en anderen....
- Jezwieten ook! ah ah!!
Verschooning, laat me zeggen.... dat Jezwieten, Jozefieten, enz. hun woord gegeven hebben, het zich tot eer en plicht te rekenen deze voorschriften in hunne gestichten ook toe te passen.
- Des blagues, des blagues! Ik weet voor mijn paart, dat wij in onze gestichten nooit deze voorschriften zullen toepassen. Ecoutez bien. Al deze overdrevene Vlaamschgezindheid brengt ons nergens. Nog nooit hebben wij hier klacht gehad dat wij te weinig Vlaamsch leeren, maar wel het tegenovergestelde.
En wilt gij, Heer Opsteller, dien toestand kennen?
Ik gewaagde er reeds van in mijne inleiding. Voeg er dit bij:
1) Nooit een enkel gebed in 't Vlaamsch!
2) Altijd Fransch spreken op den koer op gevaar af 50 tot 100 maal (naar gelang de leeraar Franschgezind is) het artikel uit 't reglement te moeten schrijven: § III art. 24. Pendant les récréations, tous les élèves
| |
| |
sont tenus I) à parler la langue française, 2) enz.
3) Lessen van Vlaamsch. Twee uurkens per week. En is er te weinig tijd om de ‘mathématiques’ uit te leggen of voor te bereiden, de tijd wordt van de Vlaamsche les genomen.
4) Vlaamsche letterkunde in Rethorika zelf, onbeduidend, 1/4 soms in 't Fransch gegeven.
5) Een académie littéraire Streng verbod iets in 't Vlaamsch te doen, zelfs iets te behandelen over Vlaamsche taal (verbod werd aan schrijver dezes destijds gegeven).
Ziedaar, hoe het in l'Institut St.-Amand, Ecole moyenne Catholique, met het Vlaamsch gesteld is.
J.D.B.
Een oud-leerling van St-Amands
Ab uno disce omnes! - En voor zulke scholen, waar zoo met de rechten der taal van het land en der meerderheid van de Belgen wordt omgesprongen, durft men nog 't groote beginsel der vrijheid van onderwijs inroepen, waar zij, ik herhaal, gelijke rechten hebben, en dan nog, bij Katholieke regeering, de zekerheid bezitten, het grootste getal hunner leerlingen in staatsambten, bij voorkeur op jongens uit de officieele scholen, die aan een streng programma onderworpen zijn, benoemd te zien.
Tegen zulke argumenten te strijden, kwam den heer Woeste moeilijk voor. Wel vond hij hulp bij den heer Versteylen, een welgedaan manneken, die dit jaar een ongeluksjaar zal noemen: hij was immers verslaggever voor de mijnwet, en heeft niet weinig gezweet onder 't geen
| |
| |
de tegenstrevers van graaf de Smet de Naeyer, zaliger gedachtenis, hem te verduren gaven. Maar de heer Versteylen is niet opgewassen tegen, b.v., zijn collega Delbeke; gelijk geen enkele leugen, overigens, opgewassen is tegen de naakte waarheid. Die naakte waarheid wordt in de Belgische Kamer verdedigd door goed-gepantserde ridders. En dat verontrustte Woeste, aan meer tucht gewend. Gelukkig kwam de podagra, de vriendelijke podagra van minister de Trooz, de man van elke opoffering. Zij laat, die podagra, den heer Woeste toe, de noodige manoeuvers tot het bekomen van een vergelijk te doen. De heer Woeste heeft nooit aan zichzelf getwijfeld, en dat is steeds zijn sterkte geweest. Thans kon hij echter wel zijn edelen neus tegen een harderen muur stuk loopen. En ‘wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezichte,’ zegt men te onzent... Ge zult zien dat de heer Woeste het op de podagra van minister de Trooz wreken zal.
De andere zieke dezer week, staatsminister Beernaert, heeft heel wat meer belangstelling gewekt dan minister de Trooz en zijn jicht. Staatsminister Beernaert is dan ook eene persoonlijkheid van heel wat hoogere beteekenis dan onze dikke premier. Het was met een benepen hart dat men het nieuws vernam: Beernaert lag op sterven. Met den dood in 't harte ging ik iederen dag - de heer Beernaert is haast mijn buurman - naar hem vernemen. Na den derden dag mocht zijn dokter, die ook de mijne is (jawel!), me geruststellen; de zieke zou, dank zij een buitengewoon sterk gestel, genezen. Gelukkig maar: op 8 Juni zou hij de Hollandsch-Belgische commissie voorzitten; enkele dagen later zou hij naar den Haag gaan voor de vredesconferentie - waar hij het, terwijl hij ijlde,
| |
| |
steeds over had - en waar hij eene rol wilde spelen, nl. bij de vraag der ontwapening.
Zal hij uw gast kunnen zijn? Men vreest van niet, al is hij zelf vol moed en betrouwen. Men heeft het niet kunnen beletten dat hij thans af en toe werkt aan de redevoering die hij bij de conferentie uitspreken wil; en 't zal zeker heel wat moeite kosten, hem te overtuigen dat thuis-blijven gewenschter zijn zou.
Voor 't geen de openingsvergadering van de Hollandsch-Belgische toenaderings-commissie aangaat: deze is, met het oog op den gezondheidstoestand van den heer Beernaert, tot op 15 dezer uitgesteld. Wat die heeren onder mekaar vertellen zullen, is een geheim... dat ik u zal openbaren. Eerst zullen ze te zamen bloemen gaan leggen op 't graf van Jan van Rijswijck, den grooten Vlaming, neen: Nederlander. En daarna zullen ze, bij afwezigheid der krantenmannen, allerlei dingen bespreken, ook in 't geheim... waar ik u getrouw verslag van zal geven, niet maar de ‘mededeelingen aan de pers’, maar gelijk ik het, met... - doch neen: mijn geheim zult ge niet kennen!
Intusschen deel ik u een document mede, dat zelfs de Belgische leden der commissie nog niet ontvangen hebben. Het is het ‘Program’ der werkzaamheden, gevoegd bij een ‘Concept-reglement’, uitgaande van Hollandsche zijde, dat onder meer, tot ons groote vreugde, afbreekt met het begrip dat, voor de diplomatie als voor het kookwezen, Fransch de eenige mogelijke gebruikstaal zijn kan, een stelling, uitgevonden, vrees ik, door Talleyrand, den diplomaat-lekkerbek; art. 6 van dat ‘Concept-reglement’ zegt immers: ‘Zoowel in de vergaderingen als in de briefwisseling zal er volledige gelijkheid bestaan voor het
| |
| |
gebruik der Nederlandsche of der Fransche taal.’ Bravo!
Ziehier nu het voorgestelde ‘Program’, dat, gelijk ge ziet, ruimer is dan dat door het Belgische secretariaat voorgesteld en door u medegedeeld:
1. | Eenheid in de tarieven van post, telegraaf, telefoon en spoorwegen. |
2. | Gelijkheid van belasting voor ondernemingen die in beide landen hun bedrijf uitoefenen. |
3. | Arbeidswetgeving. |
4. | Middenstandsvraagstuk. |
5. | Auteursrecht. |
6. | Wederkeerig erkennen van Nederlandsche en Belgische bewijzen van afgelegde examens en bewijzen van bekwaamheid. |
7. | Exequatur van rechterlijke uitspraken. |
8. | Vragen op het gebied van scheepvaart, havenregelingen, scheepsverbanden. |
9. | Landbouwvraagstukken.
Eventueel. |
10. | Handelspolitiek. |
Ziedaar het weidsch programma, waar alle gezamenlijk defensief optreden wijzelijk uit geweerd is geworden, dat Dinsdagnamiddag aan de Belgische commissieleden zal onderworpen worden... nadat de lezers der N.R.Ct. het reeds een vier-en-twintig uren kennen zullen.
Ik mag dezen brief niet sluiten zonder gewezen te hebben op een politiek feit dat groote gevolgen kon hebben en misschien wel hebben zal.
Bij de verkiezingen van 1904 hadden te Dendermonde de liberaal Van Damme en de beruchte christen-demokraat Plancquaert voor éen zetel gezamenlijk op éene lijst ge- | |
| |
steld, na overeenkomst vóor getuigen, dat hij, die 't grootste getal stemmen verwierf, voor drie jaar in de Kamer zou gaan zetelen, om 't vierde jaar zijn stoel aan den tweeden af te staan. 't Lot begunstigde den heer Van Damme; hij ging dus op 't groene leder pronken, en... deed niet veel meer dan dat. Nu is echter zijn derde jaar verstreken, en Plancquaert wil zijne plaats innemen. ‘Bijlange niet’, zegt Van Damme, ‘'k zitte-'k ik hier goed!’....
Natuurlijk vindt de heer Plancquaert dat ongemanierd, en heel zijn partij met hem. En nu heeft ze, de partij, volgend besluit openbaar gemaakt:
1. | De Christen Volkspartij besluit het akkoord aangegaan met M. Van Damme, die het geteekend heeft als afgevaardigde der liberale partij, te doen fotografieeren. Dit zal in 't arrondissement Dendermonde rondgestrooid worden, alsook op de beurs van Gent, Brussel en Antwerpen. |
2. | De gekozenen der Christene Volkspartij in Kamer en gemeenteraden krijgen uitdrukkelijk bevel onmiddellijk stand te nemen tegen de liberalen en de socialisten, uitgenomen in kwesties, die rechtstreeks volksgezinde wetten betreffen. |
3. | De stemmen door de Christene Volkspartij in het land bekomen moeten gerekend worden tegen de linkerzijde. |
Als men nu bedenkt, dat de Christen volkspartij over een 50,000 stemmen beschikt, die voor de oppositie aldus verloren gaan, begrijpt men hoe de heer Van Damme in den schoot van zijne partij zal ontvangen worden!
Door tussschenkomst van den heer Plancquaert kregen de socialisten een zetel te Kortrijk: den eerste in 't Vlaamsche land; nu de Christene volkspartij zich terug- | |
| |
trekt, verliezen ze dien zetel ongetwijfeld. Evenzoo de liberalen te Dendermonde, na 't ‘verraad’ van Van Damme. Gevolg: twee zetels gewonnen voor de clericalen.
En dat om de kleingeestigheid van menschen, die 't gemakkelijk vinden, vierduizend frank te verdienen met iederen dag den zoetgevooisden Hoyois of den kwinkeleerenden Denis aan te komen hooren. o Politiek!
N.R.C., 4 Juni 1907. |
|