te halen. Laten zij zich toch onttrekken aan den verderfelijken invloed van den heer Woeste, den boosdoener, die thans jubelt terwijl zijn vijand, priester Daens, arm en verlaten in doodstrijd ligt.
Later op den dag is Woeste veel aan het woord geweest. Hij ontkende, dat het verschil van meening onder de katholieken iets te beteekenen zou hebben. Oude rechterzijde en jonge rechterzijde, dat zijn slechts woorden, zeide Woeste. Wij zijn conservatieven. Wij zijn de demokraten in den waren zin des woords.
De linkerzijde lachte herhaaldelijk terwijl Woeste aan het woord was en Pieter Daens kon niet laten op een gegeven oogenblik te roepen: houd je dan toch stil, man!, wat nieuw gelach veroorzaakte.
Woeste stak vinnig terug en sprak over allerlei staatkundige problemen zijn meening uit. Over persoonlijken dienstplicht zeide hij, dat het voert naar het programma van de socialisten en naar de opheffing van de legers. Uitbundig prees hij de voortreffelijkheid van het bijzonder onderwijs.
Wat heeft dat allemaal met de regeeringsverklaring te maken, riep Franck.
Woeste kwam op de regeeringsverklaring terug en zeide, dat de heele rechterzijde die verklaring goedkeurde. Hij eindigde met een schildering van de schoone vooruitzichten, die de komst van het ministerie de Trooz opende.
N.R.C., 16 Mei 1907.