zulk een daad van kinderachtigen wrevel.
Want, wat hebben zij er bij gewonnen? Niet, dat de Kamer, die tot tweemaal haar wil uitdrukkelijk bevestigde, een derde maal haar vorige uitspraken ontzenuwen en verloochenen zou; maar alleen dit: al de tijd dien de bespreking der mijnenwet - een gansch jaar! - heeft ingenomen, is in louter verlies verloopen. De Kamer, die eene overladen agenda heeft, verloor haar tijd aan een wetsvoorstel, dat niet eens meer bestaat.... Is het aan den Koning te willen zeggen: Zie, wat ons scheidde is uit den weg geruimd; ge kunt ons dus herbenoemen, ons of onze vrienden als ministers?
Maar Zijne Majesteit, die alleen zal hebben onderteekend om een laatste plezier aan graaf de Smet te doen zal zich herinneren dat, al vernietigt het besluit der afgetreden ministers het werk dat de Kamer, na maandenlange bespreking, heeft verricht, die Kamer niet te minder uitdrukkelijk, tot twee maal toe, met de onbevangen beslistheid die aan die mijnwet eene beteekenis hecht boven alle politiek, haar wil, den wil van het land, heeft uitgesproken.
Een pennetrek van den heer de Smet de Naeyer, door den Koning al te goedmoedig onderschreven, kan de uitspraak van de Kamer verijdeld hebben: de geest dien deze uitspraak heeft ingegeven kan door geen stroomen inkt worden gesmoord.
N.R.C., 16 April 1907.