gen er op gewezen dat duizenden werklieden de wettelijke beperking van den werkduur hadden geëischt; maar de regeering had zich bij de motie-Cleemputte, redder van het ministerie, neêrgelegd, en had zelfs meer gedaan nog: graaf de Smet de Naeyer had plechtig verklaard dat, zoo de Kamer die brave motie niet stemde, de regeering zich verplicht zou gevoelen, ontslag te nemen.
Nog niet lang geleden had de heer de Smet secuur verklaard: ik wacht de stemming in den Senaat af. Thans stelde hij brutaal de kabinetskwestie. Het zou buigen of barsten zijn; en... het zou natuurlijk buigen worden. De verslagen rechterzijde zou alleen bij gehoorzaam stemmen mét den minister, van hare emotie bekomen. De heer de Smet mocht in zijne vuisten wrijven: de toestand was gered.
- Hij had zonder den waard gerekend. En de waard was de heer Beernaert. - De heer Beernaert speelt groot spel, dit jaar. Hij was het, die de inpalmingsplannen der Kongophielen verijdelde. Ditmaal breekt hij liever een ministerie, dan toe te laten dat een democratische maatregel, logisch uitvloeisel van eene geheele katholieke wetgeving, wordt versmacht.
Bij de zitting van heden dus, die daareven gesloten werd op de versteldheid van de vrienden der regeering, heeft hij uitdrukkelijk verklaard, dat het land niets wilde, dan de wettelijke bepaling van den werkduur, door de wet op de Zondagsrust, overigens reeds aangenomen, dringend te zien stemmen. Hij legde eene nieuwe motie neêr: ‘Om het misbruik der werkkrachten te beletten, en, bij gebreken aan een opzettelijke wet aangaande deze vraag, zal een Koninklijk besluit, op verslag van den