de vragen, die wat àl te intiem de Kongolandsche regeeringswijze aanbelangden, na ze voor ‘impertinentes’ te hebben verklaard, met een onnoozel-waardig antwoord had laten bejegenen. Maar de weigerachtige houding der meeste commissieleden, het vijandige wantrouwen dat, men moet het wel bekennen, enkelen dezer schijnt te bezielen, was naar de gading van den Koning-Souverein niet. En de woede van Leopold II in plaats van in de lauwe Zuiderlucht te vermilden, steeg tot olympischen toorn. ‘J'en ferai une maladie,’ moet hij hebben gezeid; - en vandaar, schijnt het, de angstwekkende geruchten der laatste dagen...
Intusschen was de gezindheid des Konings jegens zijne ministers in de Kamer bekend geworden; de groep Helleputte zag er een goede gelegenheid in om de tanden te toonen; de mijnenwet was er het gewenschte voorwendsel toe; zoodat de heer de Smet, verlaten door den Koning, verlaten door een goed deel der rechterzijde, verlaten zelfs door een zijner beste steunpilaren, oud-minister Cooreman, die ook wel zijn boezemvriend oud-minister Begerem kon meesleuren, - zoodat de heer de Smet eindelijk wanhopig werd, en geen raad wist dan ridder Van der Elst, algemeen-secretaris bij het ministerie van buitenlandsche zaken, die het oor van den Koning heeft, gauw-gauw naar Mont Ferrat te sturen, om den toestand uit te leggen en vergiffenis af te smeeken.
Het heeft niet mogen helpen; de Koning bleef onvermurwbaar; zoodat de heer de Smet de Naeyer, aan zichzelf overgelaten, geen andere redplank meer ziet dan de tweede stemming op de mijnen-wet, die hem meer dan waarschijnlijk noodlottig zijn zal... zoodat de ministeriëele crisis voor de deur staat.