door de millioenen tonnen kolen die we op de markt gaan brengen, krijgen we een nieuwen invloed op de wereldindustrie; blijven wij een klein land, we worden door den rijkdom van onzen bodem eene kracht, die, vreedzaam, ons met de grootere volkeren in evenwicht houdt... En dat wordt zoo maar losjes, zonder veel omhaal, over het hoofd gezien, door menschen die de vacantie nog in het hoofd hebben...
Want de ontwaking moet nog komen. Zal het morgen zijn, dag waarop, naar men verzekert, de veranderingen aan de gemeentelijke verkiezingswet zullen worden besproken? Zal men ons laten wachten tot op de bespreking van Coremans' wetsvoorstel aangaande het Middelbaar Onderwijs? Wij wachten, een beetje ongeduldig. Want aan een kalme Kamer, gelijk ze zich sedert twee dagen voordoet, zijn we niet meer gewend....
Van onderwijs gesproken: de heer Woeste, die een naarstig man is en aan zijn reputatie van partijleider hecht, heeft zijn vacantie niet in ijdele droomen, in een dolce far niënte doorgebracht. Zooals elke vacantie, heeft hij een artikel geschreven, dat weer in ‘La Générale’ is verschenen; ditmaal loopt het over Leerplicht.
En de heer Woeste, heeft niets nieuws verteld. Hij heeft gegoocheld met cijfers - waarvan ge weet dat ze zeggen al wat ge maar wenscht -, hij heeft deftig georakeld met het schoone woord ‘Vrijheid...’
Zonderlinge vrijheid, die van het ongeleerd zijn! Vooral in een land waar, onder de militianen, niet minder dan bijna twintig ten honderd geene A van een B kunnen onderscheiden, en waar, in sommige streken, het