te schieten en te vierendeelen.
O, ik beschuldig niemand! Wél weet ik dat België meer dan eens aan veroveringszucht zijner geburen blootstond - in 1848, nl., toen een handvol Fransche soldaten dachten zoo maar ineens ons land binnen te palmen - en dat het ons aan bedreigingen niet heeft ontbroken. Doch, nu hebben we onze Maasforten; weldra zullen we de nieuwe versterkingen om Antwerpen hebben, en... dat heeft ons genoeg geld gekost, om ons de zekerheid te geven dat we voortaan op onze twee ooren mogen slapen...
Neen, van de regeeringen der groote landen, die ons grootmoedig de neutraliteit van het grondgebied verzekerden en bezwoeren, hebben we vooralsnog niets te vreezen. Met de dagblad-politici is het echter anders gesteld; want er gaat geen maand voorbij, of zij vinden het middel, ons om onze onzijdigheid te verontrusten door eene of andere combinatie die Europa den eeuwigen vrede, of een grootere welvaart, of, eenvoudig, op de landkaart een schooner uitzicht zou schenken. Al deze kamer-Napoleons droomen er van, Europa, dat daar nu eene eeuw haast kwasi-onveranderd ligt, eens een nieuwe indeeling te geven. Zij vinden het lang genoeg geleden, dat Holstein, Elzas-Lotharingen en België van eigenaar veranderden, en wenschen even op eigen hand eenige noodzakelijke wijzigingen aan te brengen. Dat België er zijne onafhankelijkheid om prijs zou moeten geven, doet er natuurlijk minder toe. Men heeft toch het recht, nietwaar, terug te nemen wat men geschonken heeft? En de Belgische neutraliteit is een cadeau der mogendheden...
Weêr zijn er, natuurlijk buiten de bevoegde regeeringen om, utopisten gevonden, om een nieuwe verdeeling der