ter of als een pontifex maximus die gaat orakelen, was opgestaan, en met trage, gezwollen stem den minister, cabinetshoofd, gevraagd had:
1o. Zijn, ja of neen, de koninklijke wil-uitingen, in den brief van 3 Juni 1906, als voorwaarden aan te zien, waar de overneming van Kongo aan onderworpen is?
2o. Zoo ze te beschouwen zijn als wenschen: wie zal over die wenschen oordeelen? Zal het, wat wij eischen, de Belgische wetgever zijn, die, onder ingeving van 's Konings inzichten, van Kongo's nooden en van België's souvereiniteit, beslissen zal?
3o. Stemt de regeering er in toe, bij den Vrijstaat de noodige stappen aan te wenden tot het bekomen der documenten die ons over den geheelen toestand van Kongo zouden inlichten, vóór de middencommissie een voorloopig kolonial wetsontwerp neerlegge?;
toen antwoordde de heer de Smet de Naeyer, in naam der regeering, op die drie vragen:
1o, de wil-uitingen des Konings zijn geen voorwaarden, maar plechtige aanbevelingen (recommandations solennelles) - welke omschrijving niet zonder hilariteit der linkerzijde voorbijgaat;
2o. de overeenkomst tot overgave zal de voorwaarden daartoe bepalen; het zal de Belgische wetgevende macht zijn, die de regeeringswijze der nieuwe kolonie zal bepalen;
3o. de regeering is zeer bereid, aan de middensectie haar medewerking te verleenen tot het bekomen der noodige documenten.
Waarna: zuchten van verlichting, niet het minst op de ministrieele banken, en applaus van den heer Hijmans en zijne vrienden...