der landbouwwetgeving, en de stichting van Kongostaat. Hij erkent de Kongoleesche belangrijkheid op oeconomisch gebied; kan het heden voor België nog niet veel opbrengen, het laat ons toe buiten de Belgische grenzen een zeldzame uitbreiding te nemen; het laat ons toe, naast een industrieele, een handelsnatie te stichten. Kongo laat ons toe, deel te hebben aan de wereldmacht; het verruimt onzen horizont, het kan onze energie dienen en vergrooten.
En toch meende Vandervelde vooralsnog om twee redenen Kongostaat te moeten bevechten, omdat hij vooreerst een ongelukkigen tegenslag had op onze Belgische, binnenlandsche zaken, en daarna, omdat de intensieve bebouwing en de dwang tot opbrengst van zulk een grondgebied niet ging, niet gaan kon zonder drukking op de inboorlingen....
Sedert de troonbestijging van den Koning is er veel veranderd in België. In schijn wel niet, maar in feiten. Voor enkele jaren nog was onze constitutioneele vorst de dienaar, laat staan de eerste dienaar, van het land. Het volk was machtig genoeg, om zijn Koning, zoo 't in Engeland gebeurde, te dwingen eigen doodsstraf te teekenen. Maar sedert is er verandering, zoo niet theoretisch, dan toch in werkelijkheid. Een buiten ons staande wil beheerscht ons; de pers, de volksvertegenwoordiging zelf ondergaan hem; en verleden jaar nog was het die wil, welke tegen genoegen van België ons de nieuwe Antwerpsche versterkingen oplei. En nu is het Kongo, die ons wordt opgelegd.
O zeker, de Koning is een groot man, de grootste vorst der kleinere landen van Europa, en door zijn wil en beleid de evenknie, de meester van de hoofden der groote Amerikaansche trusts. Zijn intelligentie is buitengemeen; van