was het plezierig hoe oude parlementaires, menschen uit den goeden tijd toen men iemand beschuldigde met nobelheid, en deftig bleef tot in de hevigste uitvallen, mekaar in 't haar zaten en verscheurden als de jongste der socialistjes. Het was, voor de volkstribunes, een echt feest; en de elegante dames die bevoorrechte plaatsjes bekleedden, vonden het blijkbaar vermakelijk, omdat het zoo gemeen was...
Aan de beurt was weer de geldigheid der verkiezing van gezel Debunne, den socialist, door de omschrijving Kortrijk tot Kamerlid uitgeroepen, welke geldigheid betwist wordt op grond, dat 19 stemmen, in die verkiezing, door onbevoegden - oud-veroordeelden - zouden zijn uitgebracht. Een eerste commissie, gij herinnert het u, had de geldigheid betwist, en de meerderheid der Kamer had, niettegenstaande duchtig tegenstribbelen der linkerzijde, de vraag naar een nieuwe commissie gestuurd, die, ditmaal door het lot begunstigd, hoofdzakelijk uit liberale en socialistische leden bestond. Die commissie besloot natuurlijk tot de geldigheid - waarop de klerikalen een nieuw voorstel neerlegden, dat eene derde commissie zou worden benoemd, om over het geval in laatste instantie te beslissen. Het fijne van 't voorstel lag in het woord benoemd, eene inbreuk op het reglement dat wil dat de leden eener commissie door het lot worden aangeduid. Niettegenstaande dit, werd het voorstel in stemming gelegd, en, met een meerderheid van twee stemmen - 75 tegen 73, en twee witte briefjes -, aangenomen.
Zoodat de rechterzijde, uit vrees voor eene nieuwe linkerstem - ze heeft al zoo weinig te verliezen! - weer bewees dat ze wenschte de zaak te rekken, ad aeternita-