de rol van prof. Vanderkindere geen immediaat-groote, geen rechtstreeks-werkdadige geweest, - de omstandigheden werkten dit tegen, althans in de Kamer, waar hij slechts van 1880 tot 1884 zetelde - zijn vooruitzicht, de strengheid en onwankelbaarheid van zijn geest hebben gedaan dat zoo niet zijn arbeid, dan toch zijn invloed groot is geweest.
Zijn politieke stugheid, de onplooibaarheid van zijn liberaal geloof ging zóóver, dat zijn bekend woord: ‘tegen het clericalisme is alle verbond, zelfs met den duivel, goed’, ook bij zijn eigen vrienden slechten klank had. Hij was één dier sterke, hardnekkige partijgangers, die te sterk zijn, te zeer uit een stuk, om op welk punt ook van 't voorgenomen programma toe te geven, en doordrijvendheid zóó zeer als een hoofddeugd aanzien, dat ze 't moeilijk bekennen als ze op een dwaalspoor leidt.
En nochtans was Leo Vanderkindere als professor der hoogeschool een geenszins-sectarische, een wijd-ziende, een nobel-toegevende geest. Vanderkindere was geen archief-snuffelaar, geen boekenworm: hij toonde zich veeleer als een volkeren-psycholoog, een doordringer, doorschouwer der volksziel, een verlevendiger der Geschiedenis. Uit zijn onderwijs stegen, zonder dat hij ze aangaf, de groote wetten die de samenleving schijnen te regeeren. Hij wist te toonen, zonder dat hij in opzettelijke uitlegging trad, dat de wil of 't gevoel der massa alleen vermag, vruchtbare omwentelingen te bewerken; dat stijfhoofdigheid van historische epigonen, tegen den aard van 't volk gekant, geen uitslag dan een kwalijken hebben kan. Onbevangen wist hij, zoo niet de geestelijke voordeelen, dan toch de geschiedkundige omstandigheden bui-