de andere onmiddellijk alle vrijheid tot handelen.
- Vrij zich te vereenigen, blijft de werkman het ook, het niet te doen. Maar aan geen vereeniging, aan geen lid ervan mag het ten kwade worden geduid, zoo zij, door gemeenschappelijke of persoonlijke propagandamiddelen, de onverschilligen van de noodwendigheid der syndicale werkersvereeniging trachten te overtuigen.
Zulke propaganda mag echter niet in de werkhuizen worden uitgeoefend; eene plaats zal er (in de werkhuizen)aan worden geduid, waar de oproeping tot syndicale vereeniging kan worden uitgeplakt.
- Beide partijen erkennen het beginsel van de arbeidsvrijheid: niemand mag ze bij den arbeider verhinderen;’
Ziedaar de theoretische stelling - het moreele profijt - die 't gevolg is van het lock-out.
Ziehier nu de praktische gevolgen.
‘Een verdrag van overeenkomst besluit als volgt:
Geen werkstaking, algemeene of gedeeltelijke; geen lockout, algemeene of gedeeltelijke, zal worden uitgeroepen, zonder dat afgevaardigden der federaties (Fédération textile ouvrière en Fédération patronale de l'industrie textile), teneinde dit te voorkomen, zich vereenigd zullen hebben.
De Federaties zullen door de eene of andere partij van het conflict verwittigd worden.
Deze afgevaardigden, een gemengd comité uitmakend, zullen als Kamer tot bemiddeling zetelen.
Elke federatie is gehouden hare afgevaardigden aan te duiden binnen de drie dagen dat het conflict haar bekend is gemaakt, de federatie, die zich daarbij onthouden zou, wordt aangezien als het verdrag te breken.
De afgevaardigden zullen samen tot eene tegensprakelij-