van ‘Kijkt en Smijt’ tot beoefening van hun liefhebberij hebben vereenigd - toch ook een dobbelspel, heeren van den raad! -, door zulke jaarlijksche heffing geteisterd?
Daar hadden, inderdaad, de leden van den West-Vlaamschen raad niet aan gedacht. Veel meer: de straf zou op hun aller hoofd kunnen neerkomen; want wie, onder hen was, in zijn stad of op zijn dorp, geen eerevoorzitter van zulke maatschappij?
Het koninklijk besluit had nog een tweede beweegreden om de belasting tegen te gaan. ‘Wie zegt u’, was de tweede vraag, ‘heeren van het provinciaal bestuur, dat de kringen, waar werkelijk, voor méer dan dubbeltjes, gespeeld wordt, eenige winst bij het spel hebben? En sedert wanneer belast men menschen die geen genot hebben van hetgeen men hun als verboden aanwrijft?’
En weer moesten de provinciale raadsheeren voor zulke teisterende redeneering het hoofd buigen. Inderdaad, wie weet of Oostende niet vol is van zeer eerlijke menschen, die voor de lol alleen, eenvoudig om den tijd door te brengen, iederen avond gezellig een paar uurtjes slijten in een lokaaltje; vereenigd, weliswaar, onder een gezamenlijken naam, ‘de vrienden van Pijkenaas’, of ‘de makkers der roulette’ of zoo, maar zonder zelfs eenige maandelijksche bijdrage als lid te betalen; - hoofdzakelijk verontwaardigd dat men hunne treffelijkheid en getrouwheid aan de wet mocht in twijfel trekken, en verwonderd dat men hun den smaadnaam van speler toepassen dierf....
De provinciale raad protesteerde nu wel, al moest het de juistheid van 't landsbeheerszeggingsfijnheid erkennen, maar... boter aan de galg; het koninklijk besluit was er, dat de.... ontoepasselijkheid - om niet wreed