| |
| |
| |
Een Duitsche beweging!
Brussel, 15 Augustus.
Al is België het land waar men in bende denkt, - om het woord van Baudelaire te herhalen, - nergens elders zijn vitzucht en tegenspraak, dwarszin en doellooze tegenstand even zeer als hier nationaal gemeengoed. Geen stad waar het socialisme veld wint, of men vindt er werklui om een anti-socialistischen bond, die overigens hetzelfde economisch programma verdedigt, te stichten: strijd alleen om een woord, strijd alleen om... te strijden. En er is geen dorp waar de liberale burgemeester een maatschappij der oud-soldaten van Leopold I sticht, of de pastoor, geholpen door een paar klerikale handlangers, sticht er een tegenmaatschappij, evengoed van oud-soldaten van Leopold I, die haar oud-soldatenschap bewijzen zal door uitdagende blikken en minachtend geschimp op haar vroegere wapenbroeders terwijl, natuurlijk, de oud-soldaten des burgemeesters, ze met dezelfde munt bejegenen; en 't mag al heel mooi heeten, als er geen derde oud-soldatenkring, onder voorzitterschap van den onafhankelijken notaris ontstaat, om beide vorige kringen met zijn misprijzen te overgieten...
Deze manie van bekampende naäperij, van dwarsdrijvende navolging, van bevechten-uit-naijver en de-druiven-groen-vinden die men wel plukken wou; die nationale eigenschap, welke geen dissensie, geen verschil in meening beteekent, maar veel meer een geest van onberedeneerden, onredelijken opstand openbaart; die niet voor kritischen zin, maar eerder voor verzet tegen het gegrondveste, tegen
| |
| |
het bepaalde en begrensde moet doorgaan; die eigenschap, bron, misschien, van den Belgischen vrijheidszin, van onze, zoo niet individueele, dan toch massale onafhankelijkheidsbetuiging, die niets den Vlaamschen geestdrift gelijk maakt, dan den geestdrift der Vlaamsche tegenstanders: die eigenschap heeft ook de Vlaamsche beweging ondervonden, waar deze niet alleen door eene antiflamingantische beweging getegenkant wordt, maar ook door eene Duitsche Beweging, zoo niet bevochten, dan toch in hare werking wordt belemmerd.
Is die eerste tegenkanting, de franschdolle, nu ook geen tegenkanting-uit-nijd, of de uiting van eene denkwijze die analoog naast die der flaminganten gaat, de tweede, Duitsche, is, beter dan welk ook, een specifiek-Belgisch verschijnsel, in zooverre dat er nooit eene Duitsche beweging had bestaan, bestond er geen Vlaamsche, en dat er geen Duitsche grieven in ons land zouden zijn ondervonden, zoo de Vlaamsche grieven niet waren erkend en opgelost geworden.
Wat de Duitsche beweging in België is? - Telkens dat eene nieuwe Vlaamschgezinde wet wordt neêrgelegd, telkens dat de Vlamingen feestvieren - en dat gebeurt niet zelden! - wordt er iemand gevonden, een Waal meestal, om er zijn landgenooten op te wijzen dat in de provincie Luxemburg enkele duizenden menschen zijn, de rechterlijke kantons Oarlen en Messancy bewonend, waarvan de moedertaal een Duitsch dialekt is, die als bevolking een paar Vlaamsche dorpen zouden bedekken en voor dewelke geen Duitsche wetstekst, naast den Franschen en den Nederlandschen, officieel is erkend. De Duitsche Beweging, vertegenwoordigd door een ‘Deutscher Verein’, te Oarlen, heeft
| |
| |
dus voor doel, wat de vroegere Vlaamsche Beweging wel eens bespottelijk heeft gemaakt; zij wil het klein plekje Belgische grond, daar heel in het zuiden, niet alleen zuiver Duitsch bewaren - wat, gezien de uitgestrektheid van zijn grondgebied en de geringe sociale betekenis van zijne bewoners, geplaatst midden in eene Fransch-Waalsche bevolking, onmogelijk is, - maar zij zou ook voor dat heel klein getal Belgische burgers eene officieele Duitsche wetgeving, voor de briefdragers der streek speciaal-Duitsche jasknoopen, en in den mond van alle Belgische treinconductuers, die door hun dienst in Luxemburg worden geroepen, de taal van Goethe even keurig als tusschen de lippen van een over-Rijnsche schoone hooren willen. In een woord: zij zou willen, dat het Duitsch, gesproken door een veertigduizend inboorlingen, op gelijken voet werd gesteld met het Nederlandsch, taal van eene overgroote Belgische meerderheid, en het Fransch, taal der Walen, taal - helaas! -, tot voor enkele jaren nog, der cultuur.
En nu weêr - de wet Coremans komt over kort weêr ter spraak, en vóór een week vierden wij op Groeninger kouter de Vlaamsche helden van 1302! - nu weêr publiceert eene Fransch-Belgische courant een artikel van Godefroid Kurth over de hangende vraag.
Gij kent Godefroid Kurth: uitstekend geschiedschrijver, wien men alleen misschien het dichterlijke, het intuïtieve in zijne opvatting der geschiedenis kan verwijten, - hij staat dichter bij Michelet dan bij Lamprecht, al rust zijne wetenschap op veel vastere gronden dan bij den schrijver van de Histoire de la révolution française -; hardnekkig partijman, die onlangs, toen hij als Luiksch hoog- | |
| |
leeraar aftrad, verkoos, bijna uitsluitend door zijn katholieke vrienden te worden gehuldigd, of althans toeliet dat het aldus geschiedde, wat nagenoeg op hetzelfde neerkomt; wien men echter op historiographisch gebied niet de minste partijdigheid toeschrijven kan; een man vol werkkracht en geestdrift, vol van die beminnelijke ridderlijkheid welke menig jongeling aan menigen grijsaard benijden mag, is Godefroid Kurth de vader, de Jan-Frans Willems van de Duitsche beweging.
Wat echter Jan-Frans Willems bezielde, kan onmogelijk Godefroid Kurth hebben bezield. De Vlamingen, door Willems wakker geschud, zij hadden, globaal beschouwd, eene gezamenlijke geschiedenis, die roemrijk is; zij hadden eene eigene, onontgonnen, maar onoverzienelijk-rijke literatuur; zij bezaten eene kunst, meer: zij bezaten eene kunsttraditie, die tot tweemaal toe de wereld had beheerscht: zij waren een zelf-onbewust volk, dat schatten van energie verspilde aan onvaderlandschen arbeid. Wat Willems voorzag, het was de plaats die de Vlamingen, den loomen mantel van onverschilligheid en systematische verfransching afgeschud, in de wereldkunst, op de wereldmarkt bekleeden zouden; wat Vlaanderen, zichzelf bekend, kon worden in de Europeesche Beweging van onzen tijd.
En de Duitschers van Godefroid Kurth? Zij zijn een handvol lieden, waarvan de geestelijke elite uitgeweken of over België verspreid is, die geen band der overlevering, die geen geschiedenis om trots op te zijn, die geen kunst bezitten; een groep menschen alleen, die geen ander ideaal hebben dan 't winnen van hun dagelijksch brood, en... och ja, die niets méér verlangen.
Want de Duitsche beweging bestaat eigenlijk uit...
| |
| |
inertie. Men is ze nooit gewaar geworden, dan uit de eischen van hare aanvoerders. Eene beweging? Zij roert niet meer dan een afgedankt molenrad in een droge sloot; zij ‘beweegt’ niet meer dan 't omzwachteld been van een podagralijder, en dan nog in de heete hersens van wie ze leven inblazen wilden. Zij is geen volksbeweging: waar is uw Vlaamsche Leeuw? Zij is de natuurlijke, overweldigende, geduchte uiting niet van een volkswil: waar zijn uwe tanden?...
Neen, de Duitsche beweging is niets, dan een cerebrale beweging. Zijn hare eischen ook verdedigbaar - en wie zou loochenen dat ieder het recht heeft, zijn moedertaal te spreken? -; telt zij onder hare vertegenwoordigers mannen van overtuiging als God. Kurth - die zich daarom toch nog niet tot onwaarheid moest laten verleiden: de schrijver der Frontière linguistique, die hij is, weet heel goed dat de dorpen der Oostgrens van het Luikerland het Limburgsch, en geen Duitsch, praten, zooals hij beweert -; is zij dus iets waar men eerbied voor hebben kan: een levende, in 't volkshart wortelende, van den harteslag en 't hartebloed van een volk levende beweging, als de Vlaamsche is, kan ze niet worden genoemd.
Ja, de Duitsche beweging is - namaak. Zij is het gevolg, ik herhaal het, van die nationaal-Belgische ziekte, die naijverige naäperij moet heeten. En wij zouden ze niet veroordeelen - zulk onnatuurlijk leven draagt eigen dood in zich -, was het niet dat ze in handen is van Vlaamschhaters, en daarenboven, een gemakkelijke stok in de wielen van het Vlaamsche rechtswezen. De rechtmatigheid van hare eischen - die echter niet dan eischen van drie, vier man zijn, wat men niet genoeg inziet - staat het gemakkelijk
| |
| |
inwilligen der Vlaamsche eischen in den weg. En het gevolg zal zijn dat zij, die alleen eene ingebeelde macht is, aarzeling zal wekken bij menschen die anders geheel aan Vlaamsche zijde zouden staan, en aldus de stemming en de uitvoering der wet-Coremans, - over de vervlaamsching, men weet het, der gestichten van privaat-onderwijs - belemmeren zal. De Duitsche beweging is nog geen gevaar. Maar ze voor ernstig aan te zien, kan ze tot gevaar maken.
N.R.C., 17 Augustus 1906. |
|