Verzameld werk. Deel 8. Het dagelijksch brood II. Dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918
(1950)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 722]
| |
in den avond reeds verfijnd-stil en vroom-van-stemming is. Zelfs bij 't helsche weer der laatste dagen. Vóór dat huis ligt, achter het sierlijk-gesmeed hek, een grasperk. Ik kom er voorbij; het is avond; het is weer maar eens een helsch weer; ik denk aan dat grasperk natuurlijk niet, dat ik in gewone omstandigheden niet eens zien zou. Maar nu is daar iets dat mijne blikken opeischt; ik zie nader toe, bij 't weifel-licht van een onrustige lantaren. En merk dat het, eenvoudig, honderd kleine gele crocussen zijn, die daar in het spinaziedonkere wintergras voorjaarlijk aan het ontluiken gaan... Ik weet niet of de Polizeiverwaltung bewust is van hare dichterlijkheid. Ik weet niet of zij die dichterlijkheid wenscht. Noch, waarlijk, of zij welvoeglijk is... En ik weet ook niet, of ik hierbij ironisch ben, dan wel de Polizei. |
|