Brussel waar niet alleen de aandacht, maar oogenschijnlijk zoo goed als ook alle andere geestelijke vermogens aan 't verslappen gaan: Brussel heeft eindelijk iets aan de hand, dat ons rechtstreeks aangaat; iets van ons. voor ons; iets dat ons optimisme of ons pessimisme wêer overeind komt kittelen; iets om over te juichen, en... te twisten.
- ‘Ik vraag u nogmaals, hebben wij er misschien niet genoeg voor gedaan?’ bijt mevrouw triumpheerend haren gemaal tegen, alsof zij maanden aan den Yser gelegen had.
- ‘Maar ik zeg toch het tegendeel niet’, vergoelijkt meneer. ‘Ik vind het alleen vreemd dat Engeland, dat aldoor en aldoor maar om nog meer manschappen roept, zoo maar een geheel leger, dat weet wat oorlogvoeren is, zou af gaan danken.’
‘'t Is dat Engeland een nobel land is’, galmt mevrouw; ‘'t is dat Engeland ons naar waarde weet te schatten! Of gaat gij misschien meenen dat wij aan Engeland geen dankbaarheid verschuldigd zijn?’ daagt zij weer uit.
‘O, voor mijn part’, zucht meneer evasief, ‘als wij er met dankbaarheid afkomen, dan...’
En hij haalt het voorgeschreven getal dominosteenen naar zich toe; zorgvuldig stelt hij ze, horizontaal, in halven cirkel als een bruggehoofd voor zich uit. Mevrouw ziet, dat zij bij verder getwist geen antwoord meer zal krijgen. Ook zij neemt hare steenen, bromt nog iets tusschen hare gouden tanden, stelt haar spel rechtop als een bataljon aanrukkende infanterie. Dan, wrokkig nog, maar toch triumphantelijk:
‘Dubbele zes!’