denmarkt’ (de paarden voorgesteld met uitgelengde ooren): gij zult u nagenoeg een voorstelling kunnen geven van het, trouwens levendige, schouwspel dat mij, bij sneeuw en hagel trof.
Heel wat vrediger, hoewel geen tien minuten verder plaatsgrijpend, 't aanschouwen van een anderen tocht, in tegenovergestelde richting veel kalmer aanrijdend, en waaromheen het joelen van hagel en sneeuw zelfs veel kalmer aandeed. Het waren drie lange platte wagens, getrokken door brave Pommersche ruinen, gemend door vreedzame landstormers. Op de lage bodems, honderden withouten beddekens, waar het misschien goed zal zijn om in te slapen, mits men heel moe is, maar die een minimum van versiering paren aan een dito van ruimte. Men zou zeggen: de verhuizing van een uiterst-streng mannenklooster, waren daar de militaire bewakers niet onder het geweer, die er trouwens weinig krijgszuchtig uitzien, al gelijken zij dan ook noch Kartuizers, noch Trappisten.
Twee dagen nadien, - en het is plots weêr zomer. Een luwe zomer zonder het minste windeken, zomer en... Eerste Communie. Het zal dit jaar wel de weidschheid niet hebben van de vorige keeren, het Eerste Communiefeest, zóó diep bij ons ingeworteld, en meest nog onder het werkvolk, dat zelfs in socialistische lokalen er een, trouwens tam en nogal onschuldig, simulacre van wordt gevierd. Maar voor de kinderen blijft het toch 't zelfde: na de weken vrij-zorgelooze voorbereiding, de lange stijve krullen der maagdekens, die, gedurende de generale biecht van den voorafgaanden Zaterdagavond, er al den tijd de strakke gespannenheid der hoog-op-