26 Februari.
Het moest ervan komen: mijne poëtische avondwandeling van voor een paar dagen, en die mij zoo diep zou overtuigen van den onverwoestelijken, van den eeuwigen drang des Levens (zie hooger) droeg in zich de kiemen des Doods, of althans der Ziekte.
Ik zit aan den haard te bibberen, en hoest en proest. En wensch, voorloopig, alle poëtische avondwandelingen naar den drommel.