vóór 1 Maart in zijne haardstede niet terug is, wordt dus met duizend frank beboet. En daar de Belgen, die het hazepad kozen, meestal rijke lui zijn, die oneindig meer betalen dan honderd frank per jaar, kan dat aan de Duitsche regeering en aan de gemeenten een aardig duitje opbrengen. Want ik vergat haast u te zeggen, dat bewuste regeering met de gemeenten deelt: elk de helft van de opbrengst, zegt ze. En als reden daarvan geeft zij op, dat een land als België te beregeeren geld kost. Welke middelen zij aanwenden gaat, om tot betaling der schatting te dwingen, zegt zij vooralsnog niet. In gewonen tijd kan men tot beslag-leggen op den inboedel overgaan, en het kan best zijn dat het General-Gouvernement voor zulke maatregelen niet terugdeinst. Het beschouwen van zulke eventualiteit, mitsgaders het duizenden groote bedrag der bijbelasting verleidt er dientengevolge misschien enkelen toe, weer den vaderlandschen bodem te betreden. Want ik heb in dezen oorlog meenen op te merken, dat het rechtstreeksche, persoonlijke belang niet steeds onderdoet voor het hoogere, algemeene belang van het land, dat, zooals ge weet, volgens de meesten van die rijke vluchtelingen erin bestaat, liever millioenen te gunnen aan het buitenland en de minder-bedeelde landgenooten aan de zwartste ellende over te leveren, dan één Duitscher in het gezicht te krijgen...
Met dat al verliest de stad Gent, die de afwezigheidsbelasting had uitgevonden, de helft van hetgeen zij er zich van had voorgesteld. Als troost mag zij de voldoening smaken, eene harer andere uitvindingen te Brussel nagevolgd te zien,... zonder er één centiem bij