voor mijn land, voor heel Europa eene wel heel ruwe, maar doortastende, en, hopen wij, afdoende behandeling is van kwalen, die des te gevaarlijker waren dat wij er genoegen en behagen in te scheppen schenen.
O, ik gun aan den nobelen Rousseau de aandoeningen die zijne eigene kunstwerken hem schenken; en ik kan begrijpen dat de grijsaard, die hij langerhand aan 't worden is en die nooit heel veel van drukte gehouden heeft, alle noodige en mogelijke voldoening vindt in zijne edele, zij het dan ook nogal gemeenplaatselijke mijmerijen, buiten al het overige om. - Maar als Romeo alle blinden van zijn kamer sluit om zich aldus een artificieëlen nacht te scheppen, dan belet hij nog niet, dat het buiten helderen dag zou wezen; en als Rousseau, die veilig te Londen zit, den oorlog en zijn beteekenis ontkent of althans moedwillig onderschat, dan vraag ik mij af of de gemoedsrust, die hij er zich door verzekert, en die hij stoffeert met hooger kunstgenot, niet... gestolen is. Hebben wij het recht wel, op dit oogenblik niet te lijden? Hebben vooral de gevoeligsten in de natie, de artiesten die het best voor lijden geschikt en er blijkbaar toe voorbestemd zijn, dat recht?
En dan, er is een ander standpunt, te mediteeren vooral door scheppende kunstenaars. Rousseau stelt zich als voorbeeld de houwer der kanephoren, met sereene afgetrokkenheid arbeidend onder een mogelijken oorlog. En nu vraag ik, met allen eerbied voor Rousseau's werk: heeft deze er wel aan gedacht, dat de Grieken in hoofdzaak vochten voor behoud en expansie van eene gevestigde, en vooral onaangevochten kultuur, zoodat de beeldhouwer, die onder den krijg de kanephoren