verontwaardiging: hij mag blijven, maar moet eerst het bad in. Water gewarmd, het beestje in den zinken tub geplonst. En waarlijk, het geeft blijk van eene goede opvoeding en hygiënische gewoonten. Het biedt geen weerstand aan waterbehandeling. De vóórpootjes op den rand van zijn bad, kijkt het brutaal-vriendelijk de wereld in, terwijl zijn krulhaar hoog en dik staat van zeep-schuim.
Onder den tijd dat men het wascht, vraagt iemand: ‘En hoe gaan wij het heeten?’ Mijn tienjarige zoon heeft eene literaire aanvlieging, herinnert zich uit het oeuvre van Paul Margueritte een kleine jongen die om de aardigheid de plagerijen moet uitstaan van drie jonge meisjes. Die kleine jongen heet Poum. ‘Poum!’ roept mijn zoon. ‘Baff!’ keft het hondje. ‘Hij scheurt, hij scheurt!’, schatert mijn zoon; en inderdaad: als het hondje blaft, is het of het scheurde...
Op dat oogenblik kom ik van stad binnen. Het beestje met de natte, als artificiëele Byzantijnsch-paaschlam-krulletjes, huppelt mij tegemoet, springt tegen mij op, loopt de anderen tegen en keert opdringerig naar mij terug, alsof het mij zoowaar herkende. ‘Poum!’ roept het mijn jongen. Het begrijpt al heel goed dat het zijn nieuwe naam is: hobbelpaardig loopt het van achterop voorpootjes naar wien het roept. En als het merkt dat ik zijne ongelooflijke leelijkheid bekijk, al de schatkameren mijner hondenkennis omkeer om te vinden uit welke ontelbare rassenvermengingen deze spruit van onbekenlijken leeftijd voortkomen mag, gaat hij op zijne achterpootjes staan, en toont zijn naakt-roze buikje, waar de witte, wolkig-wollen krulletjes om dartelen,