die het gros van de gewone bezoekers der Vlaamsche schouwburgen uitmaken, die zooveel van draken houden juist omdat zij zoo'n eerlijk en zuiver hart hebben, zijn vrijgeviger dan menige Brusselsche millionair. Toen, eenige dagen geleden, na een korte toespraak van den regisseur, eene omhaling werd gedaan ten behoeve der Belgische vluchtelingen in Nederland, bracht die wel geene schatten op, maar ik ben overtuigd dat die nederige gave heel wat vreugd zal baren, omdat zij uit zooveel goede harten kwam...
Ik ben dus met mijn zoontje ‘Robert en Bertrand’ gaan zien, niet in de vernieuwde Heyermans-lezing, maar in de oude, voor de gelegenheid nog wat verhaspelde en verhakkelde versie uit mijne kinderjaren. Ik geloof wel dat het mijn eerste tooneelherinnering is: het was ook het eerste stuk van mijn zoon. Na het eerste bedrijf zei hij mij: ‘Mag ik ieder jaar eens meê?’ Na het tweede bedrijf vroeg hij al: ‘Mag ik om de zes maanden eens meêkomen?’
Ik zelf... - Och, ik-zelf en mijne kindherinneringen zijn hierbij van weinig belang. Als documentaire bijzonderheid wil ik alleen hier melden, dat ik de baryton Roosen, thans bestuurder van de Haagsche opera, te Gent in de rol van schildwacht (eerste bedrijf) heb weten debuteeren. En verder... Er hebben vanmiddag in mij zulke vreemde opwellingen aan kinderlijke nieuwsgierigheden en angsten, verlangens en bange verwachtingen, door het herzien, na haast dertig jaar, van dien ouden, voozen ‘Robert en Bertrand’, geroerd en als vreemde waterbellen op doode vijvers geleefd, dat ik werkelijk blij was, bij afloop er uit te zijn. Te meer dat