Verzameld werk. Deel 8. Het dagelijksch brood II. Dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918
(1950)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| |
vervangen door baron von Bissing. Van baron von der Golz werd herhaald in Brussel gezegd, dat hij zich gezelfmoord had, een enkel maal dat hij bij een bezoek aan het front ernstig werd gekwetst. De Brusselaars geloofden het niet: telkens zagen zij, vooral na elken zelfmoord, een aantal aanplakbiljetten waaronder zijn naam stond. Zij leidden eruit af, dat hij nog in leven was. Nu hij vertrokken is merkt men nog altijd, dat hij hier is geweest: proclamaties, die een aantal dagen geleden door hem onderteekend werden, worden eerst nu uitgeplakt. Daaruit leeren wij, dat in het bezette deel van België, Duitschland, Oostenrijk en de Ottomansche staten niet meer beschouwd mogen worden als vreemde of vijandelijke volkeren. Daarentegen mogen wij geen geld meer sturen naar Rusland noch Finland. Terwijl een bijzonder daartoe belast commissaris met het noodig geoordeeld personeel toezicht zal houden over de banken, over deze vooral die bijhuizen zijn van of bijhuizen zouden hebben in oorlogvoerende landen. De afkondiging van deze maatregelen is de eerste zorg van baron von Bissing geweest. Het is het eenige wat vooralsnog over hem kan worden aangekondigd. Hij-zelf heeft ons trouwens zijne aanstelling nog niet gemeld. Andere persoonswisseling: in de plaats van Freiherr von Lüttwitz zal voortaan als militair commandant van Brussel Freiherr von Kräwel optreden. Deze laatste laat het ons weten met beknoptheid, in een minimum van woorden. Hij is nauwelijks aangesteld, of op de muren staan, ten behoeve der Duitsche troepen, allerlei aanwijzingen uitgeplakt: ‘zur Tankstelle’, ‘nach Nivelles’, naar allerlei andere plaatsen en steden nog. | |
[pagina 236]
| |
Het publiek wordt ‘zur Passzentrale’ gewezen... waar het haast onmogelijk wordt, nog een pas te bemeesteren. De auto's vernemen, dat zij in stad niet meer dan twintig kilometers per uur mogen doen: een maatregel die toe te juichen valt en er dringend noodig was... Verder wordt in de stedelijke Warande - zonder dat generaal von Kräwel er schuld aan draagt: men was er al meê begonnen toen hij nog niet te Brussel was - het begraasde middendeel van het gaanpad dat, tusschen geschoren lindekens, vlak voor de ministerie's ligt, geplaveid en tot chaussée gemaakt. Waar de nieuwe militaire bevelvoerder vermoedelijk wel de hand zal in hebben gehad, zij het dan ook maar als uitvoerende macht: aan het gevangennemen van de Engelsche onderdanen, die nog in Brussel verbleven, en nu, naar men zegt (ik heb het niet gezien), geïnterneerd zitten in de militaire school. Ziedaar een handvol officiëel nieuws, of haast-officiëel. Officiëel ook, maar uitgaande van het bestuur der voorstad Elsene, is de oproep aan de mannelijke bevolking tot het uitmaken van een burger-politie. Zulke politie bestaat weliswaar, en in heel de Brusselsche agglomeratie. Zij bestaat echter uitsluitend uit vrijwilligers, en onder die vrijwilligers zijn er zelfs zooveel die tot de wereld der schouwburgen behooren, dat zij zich met enkele vrouwelijke ambtgenooten vereenigd hebben tot het geven van eene liefdadigheidsvoorstelling. Zoo werd ik ook dezer dagen tot de orde teruggeroepen door eene bijzonder-welluidende tenor-stem: die van Dognies, uit den Muntschouwburg, dewelke mijne verstrooidheid belette, over het stationsplein en op de bajonet van steeds- | |
[pagina 237]
| |
mogelijke Duitsche polizei te loopen (al ziet er deze laatste haast even-vredelievend als de twee andere soorten politie uit: de burgerlijke en de stedelijke, die trouwens eveneens civiel is (neem mij niet kwalijk). - De burgerpolitie, door Elsene ontworpen, onderscheidt zich nu van de vroeger-reeds-aangestelde, dat zij geen vrijwilligen, maar verplichten dienst zal doen. Op zekeren leeftijd zal elk beschikbaar manspersoon op gegeven uren en naar beurt met deftigen stap en waakzaam oog, twee aan twee, over straat wandelen. En wie er geen lust toe gevoelt, kan zich afkoopen door het betalen van een drie-frankgroote maandelijksche belasting. Ik weet niet of ik de oproepende circulaire geheel naar den geest weêrgeef: ik woon een heel eind van Elsene af, en ben er, hoe plichtbewust ook, niet kwaad om. Ik weet alleen, dat zij velen ontstemt, die er de wettelijkheid van betwisten. In hoeverre kan echter nog van wettelijkheid in oorlogstijd gesproken? Dit laatste diende in de eerste plaats uitgemaakt, geloof ik... Naast nieuwe politie: nieuwe soldaten, en daaronder de vreemdste. Er zijn er witte, met een zilveren helm en hooge laarzen. Anderen loopen met breedgerande, grijze flambards, die, paars-omzoomd, aan ééne zijde zijn opgestoken. En er zijn er weêr, die men al heel lang kent, maar die men in de twee laatste maanden niet meer zag: dezen die een pin-helm dragen, en de eerste dagen, de schrikaanjagende van de aanvankelijke bezetting, oproepen... |
|