of de Brusselaars ze niet hooren, want zij loopen er onverschillig voorbij. Zij hebben misschien ongelijk, want zij zouden uit die concerten kunnen leeren, dat er ten minste twee soorten Duitsche muziek bestaan: deze die in Brussel - de stad waar Wagner, voor 't eerst in een Fransch land, ten volle gewaardeerd werd, en waar eene Bach-vereeniging ons tot voor den oorlog ieder jaar de diepste muzikale genietingen bezorgde - deze dus, die hier hartstochtelijk wordt genoten, en... eene andere, voor krijgskapellen. De krijgskapellen te Brussel zijn misschien niet onder de besten van Duitschland. En dan heeft men, met het oog op Duitsche propaganda, ongelijk gehad ze ons te sturen. Voor ons is niets goed genoeg: onze grenadiers en onze gidsen speelden althans beter.
Muziek dus, meer zelfs dan wij er gebruiken kunnen, - en die ook maar gedeeltelijk voor ons bedoeld zal zijn. Wij hebben trouwens recht op doofheid...
Moet ik u echter bekennen, dat ik nooit grootere dankbaarheid voor muziek heb gevoeld, dan hedenavond? Het is of mijn ziel, samengewrongen als de bloem der winde, zich open ging plooien en staan als een dankbare kelk voor nachtdauw en zuigende vlinders (neem mij niet kwalijk, dat ik u hier van mijn ziel kom te spreken).
Gij moet weten, een organist, die gehouden wordt voor den eerste in België, heeft voor mij heel alleen, in eene Brusselsche kerk, een orgelconcert gehouden, gelijk ik er nooit heb gehoord. Ik moet bescheiden zijn: ik mag geen namen noemen. Maar mijne dankbaarheid verzwijg ik niet, en ze is zeer groot.
Ik zat, in het groote, ijle kerk-schip, bij schaarsch licht, de spits-boog der gewelven hoog boven mij in de