Enkelen hebben zich tot eene redactie vereenigd, en geven een blaadje uit waarin de eigenlijke oorlog systematisch wordt genegeerd: misschien de eenige krant der wereld, waarin men geen oorlogsnieuws te lezen krijgt. Daarentegen zijn de bladen, die hun ontstaan aan den oorlog danken, talloos. Iederen dag verschijnen er nieuwe. En zij worden ook wel veel gelezen. Geen enkele echter zooveel als de N. Rott. Ct. Men staat versteld over de Nederlandsche taalkennis van al die menschen, die vóór den oorlog voor geen geld ter wereld een woord Vlaamsch zouden hebben gesproken of gelezen, en thans zweren bij een Nederlandsch dagblad, dat zij tot in de subtielste taalschakeeringen uitpluizen...
Al die geestelijke ‘comfort’ belet niet, dat het gebrek aan brood met den dag grooter wordt. Wij hebben van alles in overvloed, nu ook aan kaas, die blijkbaar bij groote hoeveelheden uit Holland wordt ingevoerd, en tot op straat toe bij karrevrachten verkocht wordt. Alleen brood ontbreekt. Zooals verwacht, worden wij, voorloopig althans, op rantsoen gesteld: tweehonderd grammen per dag. En dit dan nog alleen theoretisch. Want vele bakkerijen zijn en blijven gesloten. Andere kondigen aan, dat zij nog gist hebben, en bereid zijn brood te bakken van het meel, dat men hun brengen zou. Maar nog slechts weinig menschen hebben bloem in voorraad: alles is opgegaan in de pannekoeken, die den dagelijkschen boterham kwamen te vervangen. - Gelukkig kondigt men ons graan aan uit Amerika, zoodat wij in hoop mogen leven...
Wie een depôt van meel bezoekt, merkt anders weinig van gebrek eraan. Ik liep vanochtend een dier stapel-