gegooid. Onder allerlei vermomming hadden de burgersoldaten hunne haardsteden terug bereikt, behalve dezen - meest ongehuwden - die verkozen hadden zich als vrijwilliger aan te geven, en die thans vechten, waarschijnlijk, tusschen Nieuwpoort en Ieperen, of in het gulle Normandië uitrusten, waar men den nieuwen appelenoogst tot cider aan het persen is: solaas voor onze dappere mannetjes, die drie maand hebben gevochten.
De anderen intusschen waren tot hunne broodwinning teruggekeerd, overtuigd dat het uit was met hunne miserie. Toen gisteren eene nieuwe ‘Bekanntmachung’ ze weêr verontrusten kwam: hun werd geboden, zich in zeker lokaal aan te melden, en deden zij het niet, dan zou het oorlogsrecht over ze oordeelen. - De eerste indruk zette velen tot verzet aan: zij waren Belgen, die voor het vaderland hadden gevochten, hetgeen aanleiding gaf eerst tot de gedachte: zij willen mij krijgsgevangene maken, en ten tweede: zij willen mij dwingen tegen mijne eigene broeders te gaan vechten. Bij velen was dan ook de eerste beweging: ‘Ik ga niet.’ - Nochtans zijn de meesten vanochtend gegaan. En het bleek dat men van hen alleen verlangde: zij zouden het geweer nooit meer tegen Duitschland opnemen en zouden zich om de week komen toonen. - De Belgische burgerwacht schijnt dat al meer dan genoeg te vinden, en zij hebben niet weinig gelijk. De Belgen maken een volk uit, dat niet van gebondenheid houdt... ‘Fortissimi’, getuigde Julius Caesar van de oerbevolking van ons land. En wij wonen nog steeds in dezelfde streek van vlakten en aan rivieren: bergen en wouden bieden grootere veiligheid. Daarom blijven wij, misschien, moediger dan andere volkeren.