alleen de visch-in-blikjes over, - die nog nauwelijks visch mag heeten.
In protestantsche landen zou men dat gebrek aan visch nauwelijks als eene ontbering gevoelen. Maar wij zijn in België, een land waar geloovige als ongeloovige, uit traditie veel meer dan uit gehoorzaamheid, de Kerk in haar verbod volgt, zich 's Vrijdaags van vleesch onthoudt, en lekker visch eet. Zeldzaam zijn de burgergezinnen, tot welke gezindheid zij ook behooren, die deze gewoonte niet naleven. - Het is vandaag weêr Vrijdag. En ik, die veel van visch hou, ik vrees dat ik vanmiddag mijn maal van vleesch zal moeten doen...
Tweede ontbering, van veel ernstigeren aard, al zal ze slechts een paar dagen duren: wij hebben geen brood meer; de bakkers hebben hunne deur gesloten bij gebrek aan meel. - ‘Pourquoi ne mangent-ils pas de la brioche?’ vroeg de lichtzinnige en ongelukkige Princesse de Lamballe, toen men haar vertelde dat de bevolking van Parijs geen brood meer te eten had. Helaas, wij zullen gedwongen zijn, ons enkele dagen met ‘brioche’ van bij den pasteibakker te behelpen, ‘brioche’ vijf of zesmaal zoo duur als brood...
Het geval kan men langs de grappige zijde opnemen. Behalve dat het geene ingrijpende gevolgen zal hebben, is het waarlijk de tijd niet om alles tragisch in te zien: wij zullen ons wellicht in heel wat ergere gebeurtenissen goedsmoeds te schikken hebben. Maar ik vraag mij af of wij niet goed zullen doen, ons nu maar aan brood van aardappelmeel te wennen; kwaad kan het niet en het voorkomt ongevalletjes, waar sommige arme menschen toch een paar dagen onder lijden zouden, indien beter-